
 
        
         
		die,  welke  wij  als  de  eerste  beschouwen,  de  B  niet  aan  den  regterhoek  van  
 boven  staat,  waar  het  omschrift  begint,  namelijk  bij 
 Mößenras. 
 Verder  vinden  wij  het  mede  zonderling,-  dat,  terwijl  op  alle  munten  van  
 Boisward  de  dubbele  arend,  het  stadswapen,  gevonden wordt,  op  deze munt  
 juist  twee  klimmende  leeuwen  voorkomen,  die,  voor  zoo  verre  de  oude  Fnesche  
 munten  tot  heden  bekend  zijn  geworden,  nog  niet  aangetroffen  zijn. 
 Hoe  het  zij,  dwaalden wij,  wij  deden het ter goeder. trouw.  De Heer meijer  
 hm  ons  de munt  niet  vroeger  doen  geworden,  zoodat wij  ook  niet,  op lerhaalde  
 üjden,  tot het  bestuderen  derzelve  konden  terugkeeren, iets, hetgeen men weet,  
 dat  zoo  noodig  is  met  betrekking  tot  moeijelijk  te  ontcijferen  munten. 
 Van  daar,  dat  wij  die wetenschaplievende  verzamelaars  in  ons  vaderland  met  
 genoeg kunnen  prijzen,  die  ons maanden  lang  de  door  ons  ter  uitgave  bestemde  
 aan  de  beurt  liggende munten  toevertrouwden;  iets,  waardoor wij  m  de  gele-  
 genheid  waren  die  soms  zoo  duistere  stukken  van  tijd  tot  tijd  in  de  hand  te  
 nemen,  en  aldus  eindelijk  tot meerdere  zekerheid  in  de  attributie  en  eene  aan-  
 vankelijke rangschikking,  in  de  gedachte, op  de Platen  konden  komen.  Warmen  
 dank  zijn  wij  daaromtrent  aan  vele  liefhebbers  schuldig,  die  zieh  ten  behoeve  
 der  goede  zaak  zoo  lang  van  hunne  munten  hebben  kunnen  scheiden.  Wij,  
 wij  verzekeren  zulks  plegtig,  behielden  ze  niet  langer  onder  ons,  dan  voor  eene  
 goede  afbeelding  en  besehrijving  volstrekt  noodig  was.  Men  vergeve  ons  deze  
 uitweiding.  Het  waren  ook  niet  alle  rozen  zonder  doomen,  die  ons  werk  ons  
 opleverde,  dat  nu  reeds  volle  twaalf  jaren  aan  den  gang  is. 
 De  munt  is  van  Z.  B.  en  weegt  1,6  wi  (1). 
 (1)  Later  meenden  wij,  en  de  herhaalde  bezigtiging  der  mnnt  deed  het  ons  ook  meer  
 en  meat  zien,  dat  er  op  het  stnk  gelesen  wordt:__________________ _ 
 .  *   m o r s :  I mK s n o v   1 2 C s n a  s r   1  a w a R D 
 en  dan  kan  zij  behooren  aan  het  overonde  Rauwerd, waarbij  sommigen  de beroemde haven  
 Manarmanus  plaatsen,  door  welke  de  Born,  die  in  de  Wenden  zijnen  oorsprong  neemt,  
 rich  in  het  Boerdiep  of  de  Middelzee  ontlastte.  —  Omtrent  dat  dorp,  welke  zaamgetrok-  
 ken  naam  Hoard  is,  lezen  wij  in  peteds  thabob.ua,  Historie  ^ 
 ¿ re lie f  van  de  HH.  visseb  en  amerseoordt:  «Doe  men  sohreef MCC  ende XXII, 
 De  N#  1  der  met  zekerheid  aan  Boisward toegeschrevene munten, waarschijn-  
 lijk  een  werde  stuiver  (waaruit  men  dus  zal  mögen  opmaken,  dat  er  ook  des-  
 tijds  heele  en  halve  stuivers  binnen  genoemde  stad  geslagen  zullen  zijn) ,heeft  
 op  de  vz.  het  stedehjke  wapen,  den  dubbelen  arend  (1),  binnen  eenen  parel-  
 rand.  Omschrift: 
 *   iDODGNÄ o D© o BODSW  
 Op  de  kz.  reikt  een  vierbeenig,  eenvoudig  gevoet  kruis  tot  aan  den  rand  
 van  het  muntje.  Tusschen  de  beenen  vertoonen  zich.de  letters: 
 B  O  li  B 
 en  in  den  rand  het  omschrift: 
 «was  die  Middelzee  noch  in  Yrieslant,  die  bij  Berlecum  inquam,  ende  ghinc  verbij  Lie-  
 «wert,  Wirdum,  Rauwert,  Goutem,  enz.»  Hier  waren  vroeger  eenige  adelijke  staten  of  
 stinsen,  als  Heringa,  Juwinga  of  Jongema,  Inhimmeren,  enz.,  waarvari  thans  alleen  
 Jongema-State  nog  overig  is.  .  . 
 Maar  wat  beteekent  het  liG ^O   (want  aldus  zal  men  om  de  plaats  van  het  afbrekings-  
 teeken  moeten  lezen)  tusschen  de  beenefi  van  het  kruis? 
 (1)  Het  wapen  is. van  goud,  beladen  met  eenen  dubbelen  zwarten  arend;  het schild  thans  
 gedekt  met  eene  kroon,  en  ter  wederzijden  vastgehouden  door  eenen  klimmenden  leeuw  
 van  natuurlijke  kleur. 
 Omtrent  den  dubbelen  arend  zegt  Dr.  b .  ko eh ne  in. zijn. Zeitschrift fü r  Münz- ,  Siegelund  
 Wappenkunde  (Berlin  184&),  I I ,  bl.  179):  «Den  dubbelen  arend  kende  men  reeds  
 in  de  eerste  helft  der  dertiende  eeuw,  en  vermits  hij  reeds  op  munten  van  de  Ortokiden-  
 Yorsten  van  Amida,  Sale  Mahmoed  en  Rocneddin Masoed,  uit  de jaren  der  Hegira  614—  
 621  (1217—1224)  voorkomt,  is  het  zeer  waarschijnlijk,  dat  hij  door  de kruisvaarders  
 in  Europa  verbreid  is.  Sedert  1226  was  hij  het  wapen  der  stad Lubek,  enz.  Tot  het  
 ontstaan  van  den  Duitsch-Keizerlijken  dubbelen  arend  gaven,  zonder  twijfel,  de  zegels  van  
 Lodewijk  van  Beijeren  en  Karel  IY ,  met  de  beide  arenden  nevens  den  Keizerlijken  troon,  
 a anlei ding.  Deze  zamenvoeging  vond  onder  Keizer  Karel  IY  plaats,  die  den  dubbelen  
 arend  in  zijne  banieren  voerde.  Zie  ook:  Die  Siegel  der  Deutschen  Kaiser,  Könige  und  
 Gegenkönige  von  Dr.  roemer-btjchner  (Erankfort  1851).  Mr.  j .  d irk s   verwijst  verder  
 nog  in  de  vrije  Fries,  D.  Y I,  bl.  88,  naar  ko eh ne’s  Zeitschrift,  YI,  I ,  S.  62;  gatter  
 de  origine  aguilae  imperialis  {Gott.  Societ.  X ,  1789,  S.  224),  en  n .  se e lü n d er ,  Gedanken  
 über  einige  alte  Münzen  mit  dem  zweyköpfigen  Adler  und  desselben  Ursprung  
 (omstreeks  1730  uitgegeven),  en  later  herdrukt  in  zijne  Zehn  Schriften  von  Deutschen  
 Münzen  mitleren  Zeiten,  Hannover  1743,  4°, 
 13