
 
        
         
		matiek,  en  wie  anders  leest  deze  bladen?  zal  zicb  daarover met  ons  verheugen. 
 N"  1  (Zie  het  Supplement  Groningen  aan  den  voet  van  pi.  X V III)  d an ,  een  
 denier  of  penning  (welke  muntsoort  men  gewoon  was  bij  ponden  te  berekenen),  
 heeft  op  de  vz.  het  driehoekig  wapenschildje  der  Stad  Groningen  binnen  eenen  
 parelrand.  Daarop  vertoont  zieh  een  groene  balk  op  een  zilver  veld.  Het  is  
 geheel  onzeker  wanneer  de  stad  dat  wapen  is  gaan  voeren;  waarschijnlijk  niet  
 voor in  de 18s eeuw; misschien was het  het  zegel  van  den  Prefect E gbert,  en  was  
 het latere zegel, met de af beelding van het  kerkgebouw,  dat  der  Stad.  Omschrift :  
 >J<  M O B Sm S   » GROBIBG  
 Op  de  kz.  ziet  men  een  Karolingisch  kruis  binnen  eenen  parelcirkel,  even  
 als  b.  v.  op  de  Hollandsche muntjes  van  Graaf Eloris  IV   (of V ? ) ,  die  te  Me-  
 demblik  geslagen  zijn,  binnen  eenen  parelrand.  H e t  omschrift  is: 
 ¿fr  SIGNVM m  GRVGIS  
 Z.  weegt  0,65  w.  Z e.  Eigendom  van  Professor  b a a r t   d e   l a   f a i l l e   te  
 Groningen.  Waarschijnlijk  is  dit  muntje  van  jonger  dagteekening  dan  de  
 beide  volgende.  Wij  bedachten  zulks  te  laat. 
 N°  2 ,   mede  een  zilveren  penning,  heeft  op  de  vz.  de  zelfde  type  als  de  
 N°  1 ;  het  omschrift  is : 
 *   MOBETCE S GROBIEB  
 Op  de  kz..vertoont  zieh  e en ,  tot  aan  den  rand  der  munt  reikend,  gevoet  
 vierbeenig  kruis ;  tusschen  de  beenen  van  dit  kruis  twaalf  bolletjes,  als  tot  aan-  
 wijzing  dat  twaalf  dezer  stukjes  een  solidus,  (later  schelling  genaamd)  uitmaak-  
 ten.  Deze  type  is  ontleend  van  de  Engelsche  Sterlingen  en  komt  ook  voor  op  
 de  Sterlingen  van  Hertog  Jan  I   van  Braband  (zie  onze  M m ten   van  Braband  
 en  IÀmburg,  Haarlem  1 8 5 1 ,  pi.  V  N"  15  en  1 6 );  verder  de  Arnhemsche  Sterlingen  
 (zie  de  Munten  der  Graven  en Hertogen van  Gelderland (Haarlem  1852) pi.  
 X X V III  N"  1  en  2) ;  eindelijk  de naar de  Engelsche  mede,  doch  in metaal  van  
 lager  gehalte,  nagebootste  Sterlingen  der Heeren van' K u in re ,  door  onsafgebeeld  
 in  de  Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Overigssel  (Haarlem  1854)  op  de  
 le  plaat.  Omschrift: 
 S IG   I  12VM  1  GRV  I  GIS  
 d.  i.  even  als  boven:  teeken  des  kruises,  eene  uitdrukking  d ie ,  gelijk 
 het  teeken  zelf,  het  volk  waarschijnlijk  moest  terughouden  van  het  besnoeijen  
 der  munt. 
 Z.  weegt  0,65  w.  Z G.  Ons  alleen  bekend  op  het Archief der Prov. Groningen. 
 Nu : 8  eindelijk,  die  een  halve  zilveren  penning  of  halve  sterling  schijnt  ge-  
 heeten  te   hebben,  heeft  op  de  vz.  weder  de  zelfde  af beelding  en  tot  omschrift:  
 >J<  GIVIW2SS  8 G R O B ISB   (de  beide  laatste  letters  zijn  op  'de  munt  
 aan  elkander  geheeht). 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  de .zelfde  type  als  van  de  vorige  m u n t,  namelijk  het  
 kruis  met  de  bolletjes.  Omschrift ( 
 H R #   |  DBI  |  DSI  |  I2RI  
 d.  i.  Orux  domini  Dei  nostri,  of:  Kruis  onzes  Heeren  Gods. 
 Z.  B.  weegt  0,3  w.  en  is  van  Z 5 ,  daar  er  ons  slechts  twee  exemplaren  van  
 bekend  zijn;  het  eene  in  de  Verzameling  des  Heeren  E.  de  witt  te  Groningen,  
 het  andere  in  ons  eigen  Kabinet. 
 In   ouderdom  zullen  waarschijnlijk  volgen,  de  Selwerdsche  grooten,  door  ons  
 afgebeeld  op  PI.  X V I II ,  onder  N*  1— 3 ,   als  welke  to t  de  14“  eeuw  moeten  
 gebragt  worden.  Dat  er  in  Groningen  ook  andere  munten  dan  in  Drenthe  en  
 Friesland  gangbaar  waren,  vermeldden  wij  reeds  boven  bl.  94. 
 Daarna  volgt  onze  N°  7 ,  een  zeer  merkwaardig  muntje,  als  op  welks  voor-  
 zijde  een  enkele  arend  op  een  driehoekig  wapenschild  voorkomt.  Deze  arend  is  
 geenszins  het  wapen  van  Groningen,  maar  waarschijnlijk,  'blijkens  zijne  op het 
 kasteel  van  Koeverden  geslagene  munten,  dat  van  Heer Herman  van  Koeverden 
 ,  die  door  zijn  huwelijk  met  de  erfdochter  Ida  van  Sei werd  (de  laatste  van  
 haar  geslacht)  in  1360  de  waardigheid  van  Erfelijk  leenman  (praefectus)  der  
 Bisschoppen  van  Utrecht  te  Groningen  in  zijn  geslacht  bragt.  Zie  de  munten  
 der  Heeren  van  Koeverden  in  onze  Afdeeling  Drenthe.  De  type  dezer  munt  
 komt  juist  met  de  munten  van  dien  tijd  overeen.  Zij behoort toch  to t  het 
 laatste  der  14®  of  het  begin  der. 15®  eeuw. 
 Vz.  Een  eenvoudig  wapenschild,  dat  niets  anders  dan  een’  arend  bevat,  
 binnen  eenen  parelrand.  Omschrift: 
 .1*  SnOUQW’R '  G&ODIDGG 
 Kz.  Een  vierbeenig  kruis  binnen  een  parelrand.  Omschrift: 
 57