
 
        
         
		grond  van  waarschijnlijkheid,  te  mögen  gissen,  dat  Muntmeesters  uit  de  gesuchten  
 c am m in g h a   en  r e y n a l d a ,  namens  Bruno  III  (en weiligt  ook  namens  
 Egbert I  en I I ) ,  die munten te Dokkum,  Staveren, Bolsward en Leeuwarden geslagen  
 hebben.  Hoe  het  hiermede  ook  z ij,‘wij  vermeenen  te  hebben  aangetoond,  
 dat  het Limvert  van  1039—1057  het LeeüWardén  van oiize dagen  is,  en  dus de  
 munten  met  dat  omschrift  aldaar  geslagen  zijn.//  Tot  dus  verre  de Heer  raras.  
 De  door  ons  aan  Leeuwarden  toegeschrevene  munten  zijn  afgebeeld  op  onze 
 Platen  I   en  II ;  van  N?  1—13. 
 Zij  hebben  rondom  de  beeldtenis  van  den  Keizer  op  de  vz.  of:  
 HENRICVS  BE  
 of  HENRICVS  IE  
 of  HEINRICVS  IE  
 of  ook  wel  (en  deze  behooren  tôt  de laatste  jaren  (1047—1056 ,  toen  Hendrik  
 reeds  Keizer  was) :  HENRICVS  IR 
 Op  de  kz.  staat,  onder  verschilïenden  vorm,  rondom  het  BRVN,  dat weder,  
 even  als  bij  de  munten  van  Dokkum,  Staveren  en  Bolsward,  tusschen  twee  
 parellijnen  voorkomt,  LIVNVSRT 
 of  LIAWERO  
 LIVAVREO  
 LI AW REO  
 LIVAVERO. 
 Wij  vermoeden,  dat  dit  alles  Leeuwarden  i al  moeten  beteekenen. 
 Alle  zijn  door  ons  naar  oorspronkelijke .munten  afgebeeld.  De  verschilfende  
 Stempels,  die  ter  kennis  van  de  Heeren  v o n   k o e h n e  en d i r k s  kwamen, zijn door  
 deze medegedeeld in  de Mémoires  de  la  Société  de  St.  Petersbourg,  alsmede  in  
 de  mije  Fries ,  D.  VI,  eerste  Stuk,  ¡ J  1 0 - 1 2 ,' N"  83—97.  Wij  vinden het  
 niet  noodig  in  dien  Augias-stal  te wroeten,  en  hebben  onze  oogen  genoeg  afge-  
 pijnigd  op  de  ons welwülend  ten  gebruike  verschalte,  met  oxyde  dikwerf zwaar 
 bedekte,  oorspronkelijke  muntjes. 
 Wij  ontleenden  de N°  5  aan  de  Verzameling  van  den Heer  Kolonel d e   r o i jb   
 v an  WICHEN  te Nijmegen  (zij  komt  ook  voor  bij  m a d e r ,  Th.  V, N’  28,  en  b ij  
 d ir k s  ,  Pl.  V ,  N"  20) ;  de N°  6  en 12 aan de Verzameling van Dr. mu nnicks van 
 OLEEFF  te Utrecht,  en de overige aan de Verzameling van het Friesch Genootschap. 
 De munt, waarboven wij mildnum  (?)  hebben laten plaatsen, is in  Jutland,  en  
 wel  te, Valloo  gevonden,  bevindt  zieh  in  het  Koninklijk Munt-  en  Penningka-  
 binet  te  Koppenhagen,  en  werd  van  daar  in  teekening  aan  Mr.  j,  dibks  medegedeeld. 
   Er  staat  of MILDNAW  of MILDNVM  o f . . . .,  het  is  zeer  onzeker. 
 '  D i r k s   vraagt  (bl.  349):  Zoude  het  ook  Midlum  kunnen  zijn?  een  dorp,  op  
 de  hoogste  der  groote  en  vruchtbare  Midlvmmer  terpen,  digt bij het door  oude 
 sagen  zoo  bekende  Almenum  (nu  in  Harlingen  versmolten)  gelegen.  »Aen  ’t 
 kerkhof,»  zegt  s c h o t a n ü s ,   Beschrijving  van-Friesland,  bl.  206,  »is  een pfeyn,  
 ghenaemt  Frittema  weerstal,  omdat  aldaer  onder  den  blauwen  hemel  ’t  recht  
 plach  gehouden  te  worden.»  ;  Het  was  voorzeker  een  der  oudste  in  de  kleistre-  
 ken  bewoonde  plekken  van  Friesland. 
 Anders  zegt  Mr.  l .   p h .  c.  v a n   d e n   b e r g h ,   in  zijn  Handboek  der  Middel-  
 nederlandscke  Geographie,  bl.  144,  dat  Midningi,  ten jare  1132 Midlinge  ge-  
 heeten,  de  naam  van  Midlum,  in  Franekeradeel,  was. 
 Van  de  daama  op  PL  II  volgende  munt,  waarboven  wij het  woord onzekere 
 lieten  plaatsen,  weten  wij  niet  aan  welke  localiteit  die  toe  te  schrijven,  zoo  
 barbaarsch  is  het  opschrift  op  de  kz.  Het. aantal  onzekere Bruno-munten is  zeer  
 groot ;  wij  hebben  hét  niet  noodig  geaoht  de  afbeeldingen  op  onze  Platen  mede  
 te  deefen ,  daar  wij  geen  voordeel  voor  de  wetensohap  daarin  meenden  te  zien.  
 Misschien  schuilen  er  tot  dus  verre  onbekende  muntplaatsen  onder. 
 Over  het  tijdvak,  waarin  deze  en  de  volgende  Egbert-munten  geslagen  zijn,  
 raadpfege  men Dr.  k .  H ag en  ,  Deutschland unter Heinrich I I I  und Heinrieh  IV ,  
 Stuttgart  1844. 
 Wij  gaan  over  tot  de  munten  van 
 E G B E R T   I. 
 1057—1068. 
 Bruno  III  werd  opgevolgd  door  zijnen  broeder  Egbert  I ,  die  bekend  staat  als  
 een  getrouw aanhanger  van zijnen  bloedverwant,  den jongenKoning Hendrik IV,