
 
        
         
		land,  Haarlem  185 2 ,  bl.  267  en  269)  in  de  Geldersehe Muntprdonnantiën  niet  
 meer  voor  (1). 
 Het  gehalte  moest  zijn  van  zes  penningen,  of,  daar  11)  penningen  Konings-  
 zilver  heette,  van  ongeveér  gelijk.wij  thans  gewóon  zijn  te  zeggen. 
 Indien  het  goede  geld  ten  jare  1479  zulk  een  gering  gehalte  had,  hoedanig  
 moet  dan  het  vroegere  sleohte  van  inhond  geweest  zijn? 
 Beschouwen  wij  thans  de  Gemeenschapmunten  (N"  70  en  71)  van  naderbij. 
 N"  70  is  »de  zilveren  penning»  te  Deventer  geslagen.  Zij  heeft,  volgens  
 de  overeenkomst,  op  hare  voorzijde  de  naar  clkander  gekeerde  wapenschilden  
 van  Deventer,  Kampen  en  Groningen,  met  eenigé  kleine  versiersels  van  oir-  
 keltjes binnen  een  dubbelen  ronden  kring en  parelrand gevat.  Het omschrift luidt :  
 í<  SROßS' • ßOVTS.s.Da. " DKVSßWRIK S 
 Op  de  kz.  rust  het  stedelijke  Deventersehe  wapenschild,  bestaande,  uif ;een  
 arend  van  sabel  op  een  gouden  veld,  met  het  wapenschildje  van  het  Over-  
 sticht  (?)  in  den  poot,  op  een  in  sierlijk  gebloemde  punten  eindigend  kruis.  
 Het  omschrift  luidt: 
 t sb k o   I  Dßi'Sß j   a a e c a   |  l r x ir 
 De  munt  blijkt  duidelijk  van goed  zilver  te  zijn.  Èr  zijn  ons  drie  exemplaren  
 van  voorgekomen ;  twee  (bij  Professor  b a a r t   d e   l a   t a i i.l e   te  Groningeri,  en  
 den  Heer  J .  a .  s t iu c k e r   te  ’s Gravenhage)  zoo  a}s  onze  N'  70;  eqn  andere  in  
 de  Verzameling  van  Mr.  A.  o u d em a n   te  Groningen, .zoo  als  yoorkomt  op;Pl.  IX  
 van  onze  Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Overijssel.  De  eerstè  wegen  2 ,8 ,  
 de  laatste.!.weegt  2,7  w. 
 De  muntgraveur  of  muntbeambte  te  Kampen  gaf  aan  de  bepaalde  gemeen-  
 schapsmunt  eene andere  gedaante.  Wij  deelen  hare afbeelding mede onder N"  71. 
 Op  de  vz.  ziet  men  de  drie  wapenschilden,  van  veel  grooteren  vorm  dan  op  
 de  vorige  munt;  zij  reiken  thans  namelijk.tç>t  aan  den  rand  der  munt.  Merk-  
 waardig  is  het,  dat  Groningen  geenszins,  even  min  al3  op  de  vorige  munt,  en ,  
 gelijk  op  de  wapenschilden  van  Deventer  en  Kampen  hei  geval  is ;  een  klein  
 wapenschildje  voert ,  dat  wij;  steeds  als  dat  van het  Oppersticht  besohouwden; 
 (1)  Het Keulsche gewigt was in  1854  in het Groothertogdom Oldenburg nog in gebruik. 
 anderen,  zoo  als  k n i p s c h ie d s   (zie  onze  Munten  van  Overijssel,  bl.  3 0 6 ),  als  
 een  teeken  eener  vrije  Rijksstad  uitleggen  —   maar  alleen  zijn  eigen  wapen,  de  
 sinopel  of  groene  balk  op  het  schildje  van  zilver. 
 Tusschen  de  wapenschilden  der  drie  steden  vertoont  zieh  de  beginletter  der  
 muntstad,  namelijk  de  et.  Het  omschrift  luidt: 
 TÎ'B  DX2'  I  sD a a a e c   I  IRiRIR 
 Op  de  kz.  rust,  even  als  op  de  Deventersehe  munt  het  wapen  dier  .stad,  
 thans  dat  van  Kampen,  op  een  aan  de  einden  gebloemd  kruis.  Omschrift :  
 ÎIJOBS  I W2S  DO  I  VK  G2Î  |  SBPSB' 
 Dit  stuk  weegt  2,6  w.  en  is  van  Z5 ,  daar  wij  er  slechts  twee  van  kennen,  
 het  eene  in  het  Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool,  het  andere  in  de  Verzameling  
 des  Heeren  e .  s l a n g e n  ,  op  den  Huize  Hoenshroek  bij  Heerlen  in  het 
 Hertogdom  Limburg.  . 
 Voor  Groningen  is  ons  in  geen  Kabinet  hoegenaamd  eenige  munt  van  1479  
 voorgekomen;  wij  twijfelen  dus  of Groningen  (door  welk  toeval  zulks  veroorzaakt  
 zij weten wij  niet)  wel immer aan  de bepaalde  overeenkomst  gevolg heeft gegeven. 
 Van  de  in  de  bovengenoemde  Ordonnantie  des  jaars  1479  vermelde  »anderen  
 silueren  pennyngk,»  waarvan  er  169  op  het  Keulsche mark  zouden  gaan,  van  
 het  zelfde  fijn  gehalte;  de  40  stuks  geldende  eenen  gouden  Rijnschen  gulden,  
 d.  i.  een  gulden,  gelijk  door  de  Staten  längs  den  Rijn  geslagen  werd  —   is  ons  
 tot  dus  verre  nog  geen  spoor  voorgekomen.  Zeer  mogelijk  is  die  echter  geslagen  
 geworden,  en  is  deszelfs  bekendmaking misschien  voor  latere  tijden  bewaard. 
 Welke  de  reden  is ,  dat  de  eerstvolgende  door  ons  in  eenige Verzameling  ont-  
 dekte  Groningsche  munt  eerst  het  jaartal  1485  draagt,  betuigen  wij  niet  te  
 weteri ;  waarschijnlijk  moet  het  toegeschreven  worden  aan  zekere  onbestemdheid  
 van  stelsel  in  het muntwezen.  Men  zie  het volgende,  ons  door Mr.  h .  o .  b e i t h   
 medegedeelde uit het boven  vermelde HS.  in het Àrchief te Groningen, uit de xvie  
 eeuw,  bevattende  landregten,  raadsordonnantiën,  enz.  (verg.  verder  bl.  4 5 7 ): 
 Van  vle&mscken. 
 «In  den  iaer  ons  heren  dusent  veerhundert  es  lx x x v ,  doe  worden  geslagen  twalff  
 vleemschë  vp  enë  arnss  gulden,  ende  ses  dubbelde  vleemschen  vp  enë  amss  gulden,  
 mijt  die  corte  cruce,  ende mijt  die  lange  cruce.  Es  x l v i i i   eenuolde vleemschen  vp enen