
 
        
         
		<  %8  | 
 N’  3  in  die  van  het  Penningkabinet  der  Leidsohe  Hoogeschool,  alämede  in  de  
 Verzamelingen  der  Heeren  j.  a,  s tric k e r  te  ’-s Gravenhage en Van Dr. ». « n -   
 nicks  van  cleew   te  Utreoht ;  N°  4  in  die  Van  den  Heer  s tric k e r ;  alle de  
 «verige  in  die  van  bet  Friesch  ‘Genootschap  voor  Geschieh,  'Oudheiä-  en  TaaZ-  
 kunde  te  Leeuwarden. 
 De  daarop  volgende muntjes,  önder N"  1,  3  en  3,  zijn  van  Staveren.  Van 
 d'en  bergh ,  t.  a.  p .,  zegt  van  deze  stad : 
 ;/ De hoöfdplaats Van Westergo Was  Stavoren,  dat  volgens  de volksoverlevering  
 reeds  door Friso  gesticht  en  naar  zijnen  Völksgod  zou  genoemd  zijn,  eene sage ,  
 die  tfiet  geheel  onwaarschijnlijk,  maar  onbewijsbaar  iS.  pLiNitrs  maakt  -eigens  
 van  de  Sturii,  of,  volgens  eene  andere  lezing,  de Tusii gewag  (!) ;  indien  bet  
 eerste  de wäre  is ,  sdhijnt  dit  op -de  inwoners  van  Stavoren  te  doeien.  De  kro-  
 nijken  houdeh  Stavoren  voor  de  onde  hoo’fds'tad  van  geheel  Friesland  en  den  
 zetel  der  Friesche  Köningen,  dat mede  niet  onwaarschijnlijk,  maar  onbewezen  
 is;  dît  aBeen  is  ®ek«,  dat  de  stad  van  onds  eene  beroemde  handdplaiats,  üjk  
 en  magtig  en  de  hoofdplaats  der  gouw Westergo  was. 
 De eerste melding,  die  ons  van  haar  is  voorgekonren,  is ten- jare $91,  waar 
 zij  Stcmerun  heet  (3).  Ock  woTdt  zij  vermeld  in  het  lëvën  van den H. Fredericus, 
   Bisschop  van  Utrecht,  naar men  meent  in de  elfde eeuw epgesteld,  doch  
 dit geschrift komt ons verdacht voor  (3).  ïn  1977 Wördt de  comitatus de Htavero  
 aan  de Utrechtsche kerk  geschonken  (4) ;  in  ebnen  brieF  van  1115  komfen  goe-  
 deren  voor,  gelegen  circa  Dockengas  et  Stouveras,  waardoor  misschien  slechts  
 in  het  algemeen  Oostergo  en Westergo  bedoeld  worden  (5),  en  eindelijk Worden 
 (1)  Hist.  Nai.  L.  IY ,  G.  15. 
 (2 )  Annales  HiUeshemenses  bij  p e b t z ,  Y.,  68c  «Piratae  etiam  Staverun  depredando  
 vastaverunt,  aliaqne  in  litore  loca  peïdiderunt.»  [Ôok  het  onde  (Sander,  Kninre,  toen  
 reeds  de  hoofdplaats  van  een  Graafsehap?] 
 (8)  n u _   S.  Frider.  episc.  Traject  (8*8—888 ),  «C.  5  in  de  Aöta  SS.  BoM.,18 JaL  
 . Mechmere  flnvinm  ttansltteavft  —  Staveren  pervenit.»  [Op  de  mttnten  staSt  awest  
 STAVEBON  -et 'STAYEBYN,  'dbch  'Oök  STAYEBEN  (zie  N°  183  b ij  von  kö hne ) ] . 
 ( 4 )   H e d a ,   p .   8 2 .  . 
 (5)  van  den  bKrsb,  Gedenkst,  tat  upheld.  der  Ned.  'Geschied.  N"  2. 
 in  een  Charter  van  1132  de  bewoners  van  Stavoren  civea  Stawrenaea  genoemd,  
 en  in  1118  van  de  regten  hun  door  Karel  den  Grooten  verleend  gesproken  (1),  
 ofschoon  balsema  dit  van  de  oude  Lex  Frisionum  verstaat  (2), 
 In  den  loop  der  elfde  eeuw  (1038—1086)  werd  hier  door  de  Graven  Bruno  
 I I I ,  Egbert  I   en  II  munt  gesliagen;  of  er  reeds  vroeger  gemimt  is,  blijkt  
 niet;  wel spreekt  de  Lex  Prisionum  van  nova moneta  en  denarii  Fresionici  (3), 
 maar  men weet  niet naar  dezen  geslagen  zijn,  evenmin  als  waar  de  oudste 
 Friesche  muntmeesters  Rednatz  en  Kawing  woonden,  die,  volgens  de  latere  
 wetten,  het  eerst  Jigtere  Friesche  penningen  sloegen,  omdat  de  Keulschen  te  
 zwaar  waren  (4).//. 
 Even  als  al  de  door  ons  medegedeelde munten  van  Dokknm  van  verschillen-  
 den,  hoewel  veelal  slechts  zeer  weinig  verschillenden,  Stempel waren,  zoo  zijn  
 zulks  ook de  drie  denarien  van  Staveren, die  wij  op  PI.  I  mededeelen,  Zij 
 wegen  even  veel  als  de  Dokkumsche,  en  hebben  op  de  kz.,  gelijk  wij  boven 
 reeds  meldden,  het  opschrift: 
 STAYERVN. 
 Wij  ontleenden  N”  1  aan  de  Verzameling  des  Heeren  stricken  te  ’s Graven-  
 hage  en  de  beide  overige  aan  de  Verzameling  van  het  Friesch  Geneotschap.  
 De  oneindige  verseheidenheid  in  Stempels  dezer  muntsoort  zal  wel  aan  de  
 broosheid  dier  Stempels  moeten  toegeschreven  worden. 
 Het  zijn  de  hovenstaande  denarien  van Bruno  I I I ,  te  Staveren  geslagen,  of  
 wel  de  later  volgende  van  Egbert  I  of  Egbert  XI,  die  bedoeld  worden  in  een  
 Charter  van  1132  bij  schwartzenberq  in  zijn  Gharterioek  van  Vrieskmd,  I ,   
 bL  72,  waar wij  lezen:  //Statuimus. . . .   Abbati  Odulfi  Camerario  nostro,  qui  
 in  Fresiam  iturus est,  singulis  annis -duas  libras  Staurensis  monetae  persolvere.// 
 (1)  S chwaetzenbeug ,  Gharterioek  van  Friesland,  D.  I ,   bl.  7 1 ,  72:  « Omne jns qnod  
 a  Karolo  rege  deterratum  est,  eis  et  institutum et  ab  ipsins  loci  probatissimis  est  decre-  
 tnm  et  inventum  et  qnod  ab  aliis  sapientibns  patrisqne  nostri  iidelibus  est.  collaudatum.» 
 (2)  H a l s em a ,   in  zijne  Yerhandeling  over  den  staat  en  regeringsvorm  der  Ommelanden,  
 in  de  Werken  van  pro  excolendo  jure  patrio,  Deel  I I ,  bl.  62. 
 (8)  Lex.  Fris.  Tit.  1 ,  §  10.  Add.  sap.  Tit.  HI.  §  44. 
 (4)  Zie  hetgeen  wij. daaromtrent  hier  boven  bl.  14  en  16  hebben  medegedeeld.