
MUNTEN VAN GEORGE, HERTOG VAN SAKSEN, ALS
BEWINDVOERDER IN FRIESLAND. »
1504—1515.
In Mei des jaars 1504 kwam Hertog George in Friesland, en, door afstand
van zijnen broeder, .alleen aan de regering (1). — Wij willen, alvorens tot de
beschrijving zijner munten over te gaan, iets nopens zijn bestunr over Friesland
mededeelen, en wel met de wöorden van den Heer w. ebkhoj?]? in zijne
Behnopte Geschiedenis van Friesland, bl. 132:
„ Toen Hertog George alleen aan de regering kwam, werd. het landsbestuur
met kracht aangevat, en werden er nuttige maatregelen tot stand gebragt. Als
een verständig man doorzag bij terstond de behoeften des lands, en met een
kracbtigen wil beraamde bij dadelijk de middelen, om daarin te voorzien, ten
einde, door bet invoeren van 'verbeteringen, orde en regel in bet bestuyr te
brengen, en het wezenlijk belang der ingezetenen te bevorderen. Zoo vaardigde
hij in 1504 de bekende Ordonnantie van Salcsen uit, welke uitvoerige bepalin-
gen ter uitoefening van bet regterlijk en burgerlijk bestuür, zoowel door het
Hof als in de grietenijen en dorpen en in de steden, bevatte. De pifvoering
daarvan werd opgedragen aan een opperste.Geregtshof, waarvoor te Leeuwarden
naast het Blokbuis eene Kanselarij werd.gebouwd. Ook werd er eene Munt'
opgerigt in deze zelfde stad, welke daardoor het aanzien van Iloofdstad van
Friesland bekwam. Vervolgens voerde hij strenge bepalingen in tot herstel van
de zoo deerlijk verwaarloosde zeedijken. De belangrijke aanslijking van het
B ildt, welke zijn vader reeds in bezit bad genomen, liet hij verpachten om be-
dijkt te woTden. Bijna toegegroeide of onbevaarbare kanalen , als de Ee tus-
s c h e n Leeuwarden en Dokkum en andere, welke mede gedurende de onlusten
(1) .A ” XV°IIII, omtrent Sancte Pancraes, in Majo, is Harttoge Georgen van Sassen,
doer Brabant , eerst in Vrieslandt anghecöemen.. S c h w a r t z e n b e r g , Chartertoeh,
13, bl. 30.
zoo lang waren verwaarloosd, werden uitgediept. Tusschen Leeuwarden en
Franeker, Sneek en Boisward, werden onder zijn bestuur breede vaarten deels
gegraven, deels verbeterd, waardoor zoowel de gemeenscbap te water tussoben
de voomaamste steden als de afstrooming zeer werden bevqrderd. Hij drong
aan op bet eenparig gebruik van maten en gewigten, en, terwijl de Friezen
stellig weigerden. aan zijne begeerte te voldoen- ter invoering van bet Leenstelsel,
regelde bij de belasting op de vastigbeden door de invoering van de Floreenrente,
welke nQg eeuwen lang daarna de grondslag der heffingen bleef en zulks ten
deele nog is (1).
Door de invoering van alle deze en meerdere verbeteringen mogt Hertog George
met regt een weldoener van Friesland genoemd worden. Bovendien trof bet
hoögst gelukkig dat de uitvoering daarvan werd voorbereid. door, en voor een
gröot deel opgedragen was aan een Stadbouder, als Hendrik, Graaf van Btolberg,
die reeds in 1501 berwaarts kwam en van 1505 tot 1508 ’sHertogen plaats-
bekleeder * was; een man, wiens naam) wij met liefde en boogacbting noemen;
van wien wel geene roemruchte heldendaden bekend zijn, maar die de lofspraak
zijner tijdgenooten verdiende, dat hij alles deed wat de rust des lands, de wel-
vaart' der ingezetenen en de eer van zijnen Vorst kon bevorderen. Als n een
goed, regtvaardig en onpartijdig Regent en als een braaf Christen, die God
boven alle-menscben ontzag en zijnen pligt en bet land lief had,» werd hij door
(1) Hij gebrek aan een ordelijken maatstaf was de grondbelasting fot dus verre zeer yn-
evenredig geheven. Daarom liet de Hertog over geheel Friesland cohieren aanleggen, be-
vattende lijsten van al de vastigbeden, met bijvoeging van de jaarlijksche huursom (destijds
rente genaamd) in goudguldens of florenen van 38 stuivers.. Op ieder dezer florenen werd
toen een jaartax of scbatting van 3 stuivers gelegd, welke later, naar de behoeften des
lands, verhoogd werd, en in de vorige eeuw reeds de hoogte van twee dukatons (V6.30)
bereikte. Waar dezen maatstaf .werden bovendien vele omslagen ten beboeve van bet on-
derhoud van zeedijken en andere openbare werken geheven. ■ Zie Clarterboelc van Friesland,
I I , bl. 13; soHOTAtnjs, Kronijlc, bl. 497; voeke sjoe eds, Beschrijving, I , bl. 181;
Tegenw. Staat, IV , bl. 338; gbatama, Gelulclrige loesiand van Friesland, Harl. 1795,
bl. S3 [voeg nog bij volgens dibks, Vrije 'Fries, V I, bl. 43: j. h. reddingius, de
verhiezing van PrecKhantm door Floreenpligtigen, Sneek 1849, vooral bl. 13; en
scho tan u s, Beschrijving he, enz., bl. 133}.