
 
        
         
		gespleten  kroon,  en  nam  den  dubbelen  arend  er  in  op.  De Heer  dirks  merkt  
 {vrije  trie s, V,  bl.  183)  °P>  dat  de  stempelsnijders  der  door  ons  onder  N" I ,  
 2,  3  en  5  afgebeelde  munten  das minder' naauwkeurig te werk zijn gegaan, maar  
 men  kan  tot  hunne  verschooning  aanvoeren,  dat  zij  wel  het  Bijkstoapensckild  
 (met  den  dubbelen  arend)  mogten  afbeelden,  waar  de  mam  van  den  Roomsch-  
 Koning  niet  vermeld  werd.  Het  was  toch  geld,  geslagen met  Keizerlijke  very  
 gunning  of  onder  bescherming  van  ket  Keizerrijk. 
 Van  deze  munt,  als  door  Hertog  Albert  in  Friesland  geslagen,  maken  de  
 Friesche  kronijken  melding,  doch  hunne  beschrijvingen  verschiffen.  K.  van  
 martena  zegt  in  zijn  Annctel ofte Landboek,  bL  7:  » Op die munte zijde stondt:  
 Alberthus  Dux  Saxonie,  op  de  ander  zijde:  Nummus  Jbegis  ttomanorum.n  Anderen  
 hebben  vollediger  (winsemius,  bl.  361,  schotanus,  bl.  461):  u Albertus  
 Dux  Saxoniae  et  Gubernator  Pkrisiae  met  zijne  wapens.// 
 In  Bie  ongevaluweerde  Munte,  1560,  heet  het stuk:  Stuver van  SaUen.  In  
 den  Antwerpschen  Beeldenaar  van  1633:  oude  stugver  van  Vrieslandt. 
 Wij  gaan  over  tot  de  beschrijving  der  laatste  munt,-  die  ons  van  Hertog  
 Albert  is  voorgekomen.  Het  is  een groot,  gemunt Haar  het  voorbeeld  der  Gro-  
 ningsche  munten  (zie  een  stuk  van  bijna  gelijke  type  op  onze  Pi.  X, N”  49). 
 Op  de  vz.  vertoont  zieh  de  dubbele  arend metheiligenschijn  om  de  koppen,  
 houdende  het  wapenschild  van  Friesland  (twee  loopende  leeuwen boven  elkander  
 geplaatst)  tusschen  de  pooten.  Waarsohijnlijk  heeft  het wapenschild van West-  
 friesland,  welks  ouderdom  wij  niet  regt  kennen ,  aanleiding gegeven  tot  het  te-  
 genwoordige,  dat  ons  vöör  het  jaar  1500  nergens  is  voorgekomen. 
 De  dubbele  arend  met  het wapenschild  is  gevat  tusschen  een  versiersel  dat  
 nit  vier  bogen  bestaat,  en  dat  alles  is  weder  door  eenen  parelrand  omgeven.  
 Het  omschrift  luidt: 
 ifr  KLBTOVS * DVR * SKXO' * Z * GVBP7? * PfyR' 
 De  kz.  wordt  door  een  hoogst  eenvoudig  gevoet  kruis  in  vier  deelen  geschei-  
 den,  terwijl,  weder  even  als  op  de  Groningsche  munten  uit  dezen  tijd,  vier  
 sterretjes  zieh  tusschen  de  beenen  des kruises  vertoonen.  Verder  heeft  deze  kz.  
 twee  rijen  Umschriften.  In  de  buitenste  staat: 
 DSI * GR  |  2iCI2! * R  |  0G 0 S  * R 0   |  GRTSRIR 
 en  in  de  binnenste: 
 jtoxf  | domi  |  par  |  a   |  aececec. 
 Z.  weegt  2,2  w.  Z4 ,  daar  er  ons  slechts  drie  exemplaren  van  bekend  zijn,  
 het  eene  in  de  Verzameling  der  Leidsche  Hoogeschool,  het  andere  in  die  des  
 Heeren  stricker  te  ’s Gravenhage;  het  derde,  een  zeer  slecht  bewaard,  in  die  
 van  den Heer  f .  de witt  te Groningen.  Misschien  behoort ook deze muntsoort tot  
 de  gedecrieerde  of  buiten  koers  gestelde  bij  Ordonnantie  van  Januarij  1528,  
 boven  reeds  aangehaald.  Ook  in  Friesland  zelf werden,  gelijk wij  weldra  zien  
 zullen,  reeds  in  15,02.al  de  zilyeren  penningen  van  Hertog Albert’buiten  koers  
 gesteld.  Hij  schijnt  er  zeer  vele  gemunt  te  hebben,  want  er  komt  een  post  
 voor  in  de  rekening  van  den Muntmeester  te Nijmegen,  over  de  jaren  1499  en  
 1500,  waaruit  blijkt  dat  deze,  om  niet  al  zijne  munters  naar  Friesland  te  zien  
 verloopen,  genoodzaakt, was  geweest,  om  (hoewel  hij  niet  altijd  werk  voor  hen  
 had)  drie muntknechten  door giften aan zieh te verbinden.- De-post luidt aldus (1):  
 //Item  soe. as  den  Hertoch  van  Zassen  eyn  nye  munte  inne Vryesslant  dede  
 // slaen,  ind  die  Munteknechte  aver  all  tot  hem  dede  kommen,  ind  den selven  
 //werck  gaff,  hefft  der  Muntmeyster  by  Rade  dess  Rentmeysters  ende  der  
 //Raden,  drye  Muntersknechte  aen  sich  gehalden  ende  eynen  terpennynck  ge-  
 // laefft  [beloofd],  dat  zy  by  hem  solden  blyven,  ende  helpen  hem,  ind  soe  
 //die  selve  knechten  dye  meyste  tyt  ledich  gyngen,  hefft-men  oen  eynen  ter-  
 //pennynck  van  sheeren  wege  toegesacht,  te  samen  . . . . . .   ix  e.  gulden.// 
 MUNT  VAN  GEORGE  EN  HENDRIK,  HERT0GEN  VAN  SAKSEN,  
 AIS  REWINDVOERDERS  IN  FRIESLAND. 
 1500—1504. 
 Te  regt  merkt  de  Heer  dirks  in  de  vrije  Fries,  D.-V,  bl.  184,  aau,  dat  
 het  geen  vreemd  verschijnsel  in  de  Säksische  Vorstenhuizen  is,  dat  broeders 
 (1)  Zie  De  Munten  der  Gra/oen  en  Hertogen  van  Gelderland  (Haarlem  1852), bl.  126. 
 .  18*