
 
        
         
		Arnoldus  van  Hoome,  Bisschop  van  Utrecht.  Ook  werden  er  bussen  in  alle  
 kerken  geplaatst,  in  welke  op  alle  zon-  en  feestdagen  geofferd  werd,  terwijl  
 hun,  die  gaven,  aflaten  van  vijf  dagen  van  brood  en  water  verleend  werden.  
 Vele  Edelen,  rijken  en  armen,  namen  het  kruis  aan  [d ie k s ,  bl.  809]. 
 Vijftig  koggen  vertrokken  uit  Friesland,  waarvan  Fivelgo  er  vier  leverde. 
 Toen  de  Eriezen  in  het  jaar  1270  zagen,  dat,  uit  hoofde  van  den  dood  des  
 Konings  van  Frankrijk,  en  de  terugkeering  van  deszelfs  zoon  Karel met het  
 lijk  van  zijnen  vader  naar  zijn  Bijk,  geen  Koning  of  Vorst  hen  naar  het  Heilige  
 Land.volgde,  terwijl  zij  zelven,  gering  in  getal,  en  dus  te  krachteloos  waren  
 om  de magt  der  Saracenen  wederstand te  bieden,  hemamen  zij  de  reis  naar  
 het  vaderland.  Zij  lieten  echter  eene  vrij  aanzienlijke  som  ter  verdediging  van  
 het  Heilige  Land  achter.  Sommigen  waren  echter  reeds  vroeger  vertrokken  
 [d i e k s ,  b l.  317]. 
 Tot  zeer  oude  tijden  (de  keur,  waarin  het  voorkomt,  werd  omstreeks  1200  
 vervaardigd)  behoort  de  vermelding  der  belasting genaamd klipschild.  Klipschild  
 heette  bij  de  Friezen  eene  opbrengst  in  klinkende munt,  tot  wier  opbrengst  de  
 sage  een  huis  laat  bouwen,  in  twaalf  vakken  afgedeeld:  in  ’t  voorste  zit  de  
 heffer;  in  ’t  achterste  staat  een  koperen  bekken,  waarin  ieder  Fries  een’  penning  
 werpen  moet,  zoo  zwaar,  dat  ieder. hem  bij  ’t  vallen  kan  hooren  klinken.  
 Klipskelde  of klepskelde  beteekent  klinkcgns,  zoo  als  bij  von  Rich th o f en  ,  Friesische  
 Fechtsquellen,  S.  11,  ook  cleptyns voorkomt.  In plaats van twaalf vakken  
 heeft  het  Hunsingoer  Landrecht  (r ich th o f en  ,  S.  42)  negen  u tha  pennengar  
 // skelen  also  stor —  (zwaar,  dial,  stoer) — wesa,  thet mase  hera muge  ur muzz  
 gen  feke  huses  ina  ene  leflene —  bekken —  clinna.zz  [Zie  ook  e ic h t h o -  
 p en ’s  Wörterhuch;  deze  regels  ontleenen  wij  aan  n o o e d ew ie e ,  Ned,  Fegtsaud-  
 heden,  bl.  19,  20.] 
 Het  woord  klipskelde  is  verwant  met  klinkert,  eene  gouden  munt. 
 Van  oudere  Friesche muntevaluatien  vindt  men geen spoor;  alleen  de volgende  
 uitrekening  der geldspecien  in  Oostergo  en  Westergo,  die  aan  het jaar 1276  toe-  
 gekend  wordt.  Wij  geven  de  twee  verschillende  overgeblevene  teksten  nevens 
 elkander,  zoo  als  r ic h t h o f e n   ze  heeft  in  zijne  Friesische  Fechtsquellen,  
 bl.  885—387. 
 v o n   s c h w a e t z e n b e b g ,  Charterioek  van 
 V r ie s lm d ,  1,  bl.  97.  -  Het  zelfde  stuk  uit  s c h o t a n u s  ,  B e s c h r ÿ - 
 u i t b e e k e n i n g e   d e e   GELDSPECIEN  i n   v inge  va n   F r ie s lm d t  (1664),  bl.  98 
 o o s te e g o o   e n   w e s te b g o o .  (ook  in  het  werk  Oude  Friesche 
 In  den  Haare  1276.  Wetten )  (1). 
 In nomine Domini, Amen.  Wild  i hera  and  In  nomine Domini amen.  Willi hera  ende  
 wrstaen,  hu  thet  payement  is  alhyr  in  Wes-  wel  forstaen,  ho  dat payment  al hyr  in Wes-  
 tergae lande  and  in  Aestergae  lande.  tergo  ende  in  Astergo  is  ghedaen. 
 §  1.  In  thet  aersta,  thi Fresca sceld is  xxx  §  1. Int  aerste  de  freescha  sohield  is  xxx 
 grata,  fan  Staweren  to  Groninge  to ,  ende  ti  graet  fan  Starem  to Groningen, ende  di grata  
 Groninga sceld  is  ix grate, ende qwàed theth,  is  fiower  scub.ben  iof  fyf  liowerdera  pen-  
 teth  ti  sceld  is  xli  grate,  ende  ti  grate  is  ningen.  
 fior  senbben,  iefta  fyff  lyodera  panningben. 
 §  2*  Item  dat  pund  is  sowen  graten  vr  § 2 .   Item  dat  pond  is  saun  graet  w r  a  
 al  deth  land,  beithe  in  Westergae  lande  and  dat  land,  bede  in  Aestergo  ende in Westergo  
 in  Aestergae  lande.  Item  thet  graete collinch  land.  Dat grate pond  is  een  colensche pond,  
 pund  is  fior  sceldan ;  ende  inda boten  bi  wita  dat  is  fiower  schielden,  ende  in  da  boten  bi  
 panninghen,  so  is  thet  collinch  pund  xx  huita penningen,  so  is  dat  colensche pond  xx  
 grata.  graet, ende  in  da  birecknada  bota  alsoe. 
 §  8.  Item  thi  scillingh  is  vr  Westergae  §  3. Item  di  schilling  in  Westergo  land 
 land  and  vr  Asterga  land  se x . grate.  A.es-  ende  in  Aestergo  land  is  vi  graet.  Aestergo  
 tergae■ litike .scillingh,  thi  is xii  lyodera pan-  litika  schillingh,  di  is  xii  liowerdera  pennin-  
 ninghen,  thet  send  twene  grate  and  twene  gen;  dat  sint  tua  graet  ende  tneer  liower’lra  
 liordera  panninghen;  ende  thi  scillingh  inda  penningen;  di  schilling  in  da  boten  bi  huita  
 bote  bi  wita  panninghum ,  thi  is  een  grata  penningen  is  een  grata,  
 anti  meer  nath. 
 §  4.  Item  thio  ense  inda  bireckhnade  bo-  §  4. Item  dio  eynsa  in  da  birecknada  bo- 
 (I)  Uitgegeven  door  wierdsma  en  brantsha  (Campen  en  Xeeuwarden  [1782]  4°),  bl.  399—404,  n-aar m.»  
 ook  eene  vertalmg  van  den  takst  vindt,  van  belangr^ke  aahteekeningen  vergezeld.  Zie  ook  Mr.  n.’ vociMÄ  
 Sctetsen  van  de  Trieiche  Betatiedem,  D.  II  (Leeuwarden  1840',  8“) ,  bl.  809—324,  ovet  bet Mnntwezen  in  
 Fnealand  m  die  dagen.  Wij  zollen  het  een  en  ander  daarnit  hjerna mededeelen. 
 10