
 
        
         
		eene  waag  en  eigen  regtspleging.  In  1456  en  1457,  vooral  in  laatstgemeld  
 jaar,  woedden  er  andermaal  hevige  branden. 
 In  1464  zoude,  volgens opgave in  van  d ir   aa?s  Woordenhoek der Nederlanden  
 (van  waar  deze  opgave?),  aan  Sneek  bet  muntregt  verzekerd  zijn  geworden. 
 Win semiu s  verbaalt ons,  in  zij ne  Beschrijvingbe  van  Sneeck,  achter  zijne  Oro-  
 nique  van  Vrieslant,  1622,  geplaatst,  het  volgende:  » Oook  is  de Munte  aldaer  
 ,, gheweest, gelijck bij  diversche penningen,  als noch in rerum natura wesende, ende  
 ii hun cours leihende, can ghebiijtiken, van welcker munte ons een penninck vah  j a n   
 ii scHotjte s  (1),  oldt Burgemeester  tot Sneeck, behandiget is,  ende is gheslaghen  
 »int  selve  jaer  [dus  in  1478] ,  als  de Boiswerder  penninc,  fol.  289,  uytwijst.» 
 Als  oud munthuis  toont men  in  Sneek  een  huis  digt  bij  het  voormalig  Kruis-  
 broeders  klooster,  thans  het  Burger  Weeshuis,  aan,  welke  kruisbroeders  aldaar  
 in  1462  aankwamen.  Destijds  werd  hun  de  kleine  kerk  afgestaan  en  een  
 klooster  door  hen  gesticht  (2). 
 De  buiten  alle  kijf  oudste  munten  van  Sneek,  door  ons  onder  N“  1  en  2  
 medegedeeld,  hebben  geen  jaartal,  doch  vertoonen  op  hare  Voorzijde  het  Stedelijk  
 wapenschild  binnen  eehen  parelcirkel.  Dat  wapenschild  is  een  gedeeld  
 schild,  regts  van  goud,  met  eenen  uit  de linkerzijde  half te  voorschijn körnenden  
 arend  van  sabel,  en  links  van  azuur,  met  drie  kroonen  van  goud,  geplaatst  
 en p a l,  of onder  elkander.  Het  overige van  het wapen  komt  hier minder  te pas. 
 //De  drie  kroonen  in  het wapen  van  Sneek,//  zegt  de Heer  d ir k s ,  //zijn  aan  
 //het wapen  van het  geslacht  bokkama  ontleend.  Vooral  door  rienk  bokkama  
 «werd  de  grond  tot  het  Heersckap  van  dit  geslacht  over  Sneek  in  het  laatst  der  
 //veertiende  eeuw  gelegd.  Zijn  zoon  bokke  (f  1469)  gaf  zijne, dochter  ten  
 »huwelijk  aan  p ie t e r   harinxma,  waardoor  het  bewind  over  Sneek  in  dat  ge-  
 // slaoht  overging.  Even  als  de  sjaerdema’s  te  Franeker,  zullen  zij  aldaar  ook  
 u het  Muntmeesterschap  uitgeoefend  hebben.// 
 (1)  Volgens  het  door  Mr.  I.  d irk s  in  de  vrije  Fries,  D.  V ,  bl.  178,  medegedeelde,  
 leest  men  in  E.  n a p ju s ,   Kronijk  van  de  Stad  Sneek,  Sneek  1826,  dat  ja n   schout  of  
 SCHÒUTENS,  ten  jare  1 620,  aldaar  Burgemeester  was. 
 (2)  D ir k s ,  t,  a.  p .  bl.  173,  en  D.  V I,  bl.  36, 
 Op  de  voorzijde  dezer munten  dan  vertoont  zieh  het  Sneeker Wapen  binnen  
 eenen  parelcirkel.  Het  omschrift  is  op  beide;],; j,. j 
 dfr  ÍROI20W2S S ßOVTS S S I2 0 ^ 0 ß S IS , 
 Op  de  kz.  van  beide  ziet  men  een.versierd,  aan  de  einden  vepbreed  uitloo-  
 pend,  vierbeenig  kruis ;  het  kruis  van  N’  1  (die waarschijnlijk  stuiver of sehelling  
 heette,  terwijl N”  2  een  vier.de  stuiver  zal geweest  zijn)  is  nog  sierlijker  dan  dat  
 van  N'  2;  beide  hebben  in  het  hart  de  eerste  letter  van  den  naam  der  stad 
 S 
 terwijl het  kleine muntje, N”  2,  nog tusschen  de  beenen van het kruis  de  letters  
 £  •  ö   R  0   15  
 vertoont.  N°  1  heeft  tot  omschrift : 
 *   IR S i^oec 8  I  S I '. HO  I  VIGC0S  
 voor:  In   hoe  signo  vùtoes;. terwijl  op  N*  2  te.  lézen  Staat:: 
 *   IR »  I  íjoec o  I  SIGRO  I  VICC0S. 
 Het  gezegde  of  de  spreukl 
 In   dit  teeken  suit  Gij  overwinnen  
 is  dat,  hetwelk  verhaald  wordi  dat  de  eerste  Christen-Keizer  constantijn  de  
 Groote,  toen  hij  tegen  den  Heidenschen  Keizer maxrntius  optrok,  als  een  teeken  
 van  overwinning  roudom  een  kruis  aan  den  heinel  zag  staan,  en  welke  
 spreuk  op  de  Christen-munten  der!  middeleeuwen,  die  zeer lang meestentijds 
 met  een  kruis  voorzien  waren, meèrmalen‘gebezigd werd. 
 N«  1  weegt  1,9 w.  en is   van  Zs.  Zij berust tot dus verre alleen in de Verzameling  
 des Heeiren de r o ije  van wichen te Nijmegen ; vroeger in die van den Heer  
 p.  c.  G.  GtrioT.  Zij  werd  in  October  1846  te  Nijmegen  gevonden,  en  is  door  
 de  steefeí'éefaer  spade  eenigzins  bèscbadigd. :  De  Heer  de  r o ije   van  w ic h en ,  
 ons  de  munt  ter  afbeelding  toezendende,  voegt  er  bij :  zie  halma ,  Toneei der  
 Vereenigde  Nederlanden,  D.  I ,   bl.  37. 
 Het  muntje N"  2  woegt  0,58  w.  en  is  van  Z5,  daar  het  alleen  bekend  is  in  
 de  Verzameling  des  Heeren  otto  keer  te  Amsterdam,  overgenomen  uit  die  
 van  den1 Heer  j .  e .  g.  m e ijer  te  ’s Gravenhage. 
 Beide  deze  munten,  zonder jaartal,  worden  waarschijnlijk bedoeld,  zoo  niet 
 in  beide,  dan  toch  zeker  in  ééne  der  twee  boven  op  bl.  104  vermelde verbods- 
 15*