
Mindere bedrevenheid in de algemeene Numismatiek, eene bedrevenheid, die
men niet dan door veel Studie en vergelijking verkrijgt, deden onzen anders zoo
ervaren oudbeidkenner de gissing opperen, dat eene munt van de 14e eeuw tot
de 16“ zoude kunnen bebooren.
N 1, eene munt, voigens de type van omtrent de helft der 14e eeuw, is
dus waarschijnlijk van Herman van Koeverden, Heer van Selwerd, van wien
ook de beide volgende munten zijn. Hij was gehuwd met Ida, erfdochter van
Selwerd, en zal de munt geslagen hebben in navolging van hetgeen de Heeren
van Koeverden gewoon waren te doen.
Vz. Een ruiter te paard, in vollen draf naar de linkerzijde rijdende, even
als op dergelijke munten van liraband en Himburg (zie onze Munten der voor-
malige Hertogdommen Braband en Limburg (Haarlem 1851), PI. XXXII, N*7,
in navolging van PI. II, N* 29—33; verder onze Munten der Heeren en Steden
van Overijssel (Haarlem 1854), vooral aldaar de munten der Heeren van
Kuinre; verder ook in onze Afdeeling Drenthe de munten N' 9, 10, 11, 12
en 13. Het omschriffc is buiten eenen parelrand:
*i< MOnaw | 21. ¿FELWORDE S ;
Op de kz. bevindt zieh een Karolingisch kruis binnen eene dubbele rij om-
schriften. In den binnenrand staat:
>i< SIGX1VM: CRVGIS.
In den buitenrand:
Monenrczs § ¿ ? « e w o r d e r s i s 4
Z. weegt 1,8 w. Zs. Wij zagen de mimt alleen in de Verzameling des
Heeren F e r d i n a n d d e w i t t te Groningen.
Van N 2 bevat de vz. eenen klimmenden leeuw in een compartiment van
twee grootere (ter linker- en regterzijde) en twee kleinere bogen (van boven en
beneden); alles gevat binnen eenen parelrand. Omschrift:
>{< 020BSW2S : ¿?EEWORDfflßSIS
Op de kz. deelt een gelijkbeenig, eenvoudig kruis het veld der munt in vier
gelijke deelen; tusschen de beenen vertoonen zieh beurtelings een arend en een
leeuw. Omschrift:
* SIJOBQTOS • £ & | XiWOR | DQBS
Z. weegt 1,5 w. en is van Za , daar wij de munt tot dus verre alleen kennen
in de Verzameling van Mr. j . h. quintus te Groningen.
Het was ons zeer aangenaam onze aanwijzing van den oorsprong der arendjes
op de Selwerder munt, die wij reeds ten jare 1842 aan het oordeel van Heeren
Directeuren van t e y l e r ’s Stichting en Leden van het Tweede Genootschap
hadden onderworpen, géheel en al bevestigd te zien, doór het volkomen onaf-
hankelijk van ons, toen immers nog ongedrukt, stnk van Dr. G. a c k e r s t r a -
t i n g h ; wij bedoelen zijn welgeschreven opstel over de Selwerder Mu/nt, voor-
komende in den (helaas, tot dus verre laatsten 1) Groninger Volksalmanak voor
1861 (15e jaargang), bijzonder bl. 125 en volgende.
N" 3 verschilt alléen daarin van de vorige, dat deze thans tot fautief omschrift
der vz. heeft:
•f. S fR O R SW H R S r ilH ^ a i iW O R D S B .
De kz. verschilt - niet noemenswaard en is daarom niet op nieuw door on3
afgebeeld.
Z. weegt 1,6 w. en is van Z®, daar ook dit stuk ons nergens anders dan in
de Verzameling van den Heer Mr. j . H. q d i n t u s is voorgekomen.
#
67*