
äelijke streken in goede achting, zoodat het muntstelseA aldaar, naar de-b<?hoeften geregeld,
in betrekking tot andere muntett eene meerdeie innerlijke waaide had. Welk een en ander
tot onderlinge bevestiging dient.
Het düurzaarn oponthoud der Romeinen, de voortgaande vestiging van vorsten en Jatpr
van hooge' geestelijken in Keulen en in de ommestreken, en andere bijkombnde unständig-
heden, hadden daarentegen veel bijgedragen tot vermeerdering. van rijkdommen in die oor-
den. Hierdoor was het edel metaal daar meer overvloedig, en in veigelijking pet, andere
waren in prijs lager, hetgeen op het daar gevestigde muntwezen natnurlijk eenen grooten
invloed uitoefende en aan de munt een nitgebreid aanzien versohafte. Eepe boete, vastge-
steld op de aanranding van geestäijke personen en gesuchten, Was op het gezag van den
Keulsehen Aartsbisschop op 72 solidi Keulsche munt.bepaald. De toppassing dier veror-
dening in Friesland- ontmoette daar tegenstand:. zie deswege iets in de & Afdeelmg der
onde Friesche Wetten, beheizende de kesten, dat is keuren, opgemaakt door de lyoeden
(Iniden, mannen, bestuurders, woordetf van de zelfde beteekenis) en door den landsheer
bekrachtigd. — Wij lezen in de tweede kest: «Dae was dyoe monthe al te fyr ende dio
p.T.T'lng t l to sweer. Da karren’ da Lyopd iene nyara monthe; ende ien lichtera penning
leyden da Lyoed.» Ten gevolge daarvan werd hun door den Dandheer toegestaan;-m
plaats van 72 ponden de boetebepaling van (dus luidt de text) 72 Schillingen Keynaldas
slachta iefte Kanga slachta. - Na alles, wat tot geldswaarde en muht in betrekking stond,
in de oude wetten te hebbim gelezen, ben ik tot het besluit gekbrndn, om m plaats van
schilUnyen te lezen Schilden. Gelijk in dit artikel O f kennelijk door den glossator is
biieevoe»d, even zoo acht ik de melding van Reynaldos slachta,jeßdKmya slachta; endit
zal dan knnnen leiden tot het dpnkbeeld,‘ d'at de namen of beeldtenW der Potestaten op
de Schilden werden gevonden (1), en dat de glossator in de dertiende ecuw de vemmehng
met ziine glossen hebbe voorzien. . ,. _ 7.. .
Behalve dat de vermindering van Keulsche ponden op schellingen mij reeds bij den eer-
sten opslag al te groot voorkwam, werd mijne deswege ontstaande twijfel, g klimmende
waarschijniijkheid tot eene historische zekerheid gevoerd, bij een gezet onderzoek van het
0 ) « voorgaande in dit wert - I men
rroeger, eigen mnnt haeft »ien daun, en wd aanvankebjk ^ ^ M M g g j m g le en gm f Brnno III
P-ijert T en II Die met de teädteias van Keizer Hendrik III zij» door j , , , , , + w at
reslagen, en waarachinlijk waren deze, die veel ügter d p dan de “ j j j K üm sg iad
I i E roennnn du» al» Schilden wü gderen kebben »al
werken, mieaeLn ’de «rtegenwoordiger van 1Z de-
Maar nr 19 veel duiaters in de geheele zaak.
Aanhangsel achter de e lf de afdeeling van de oude Friesche Wetten, hetwelk handelt over
de wijze, hoe de boeten- en breuken-betalingen in Oostergoo en Westergoo naar de onder-
scheidene wetsbepalingen werden berekend. Dit aanhangsel zal wel later zijn opgemaakt,
dan in het begin van en zelfs in den loop van het tijdvak van 775—1150; maar de inhoud
staat in verband met aloude wetsbepalingen en verordeningen, en toen nog bestaande oude
munlstukken. Bij het onderzoek van dat Aanhangsel vond ik mij verpligt eene scherpe
kritiek toe te passen, en zal die, zoo verre de aantehalene plaatsen betreft, melden.
Men löest in dat aanhangsel: adat grate pond is ien Colensche pond, dat is fiower
schielden, en de -rr- 20 graet;» dit zal zijn, blijkens den zamenhang, niet 20 grooten, maar
20 groote schellingen. Want de schelling in de boeten in Oostergoo en Westergoo is de
groote schelling van 6 grooten, onderscheiden van de Utica schelling van Oostergoo; en
vroeger. is gezegd, dat het Briesche schild is 80 graet. Dewijl nu het Keulsch pond is
gelijkwaardig met 4 Schilden, moet hetzelve overeenkoröen met 20 grooten, eü, dezen door
6 gedeeld, en tot schellingen gebragt, met 20 groote schellingen.
Zie hier de verhouding:
I I
Friesche
Schilden.
bD
1
1
Grooten.
1m fOo
03
'S s
1 1
i i
1 4 20 120 480 600
1 5 80 120 150
1 6 24 30
1 ¡ | ä 5
Ik besluit hieruit dat het Keulsch pond, uit 12 unciae, einsen, bestaande, verminderd
op \ , een Driesch schild 8 einsen bedroeg, hetgeen in het Latijn wordt uitgedrukt door
1 solidus en 3 denarien. Alzoo sluit alles op elkander.
Dat vorder de standaard van de Driesche munt van minder gehalte was, dan de maatstaf
der geldswaarde naar de Salische wet, blijkt uit eene verordening van Carel den Grooten.
Bij de uitbreiding van deszelfs heerschappij over een aantal volken, en bij de verzameljng
der strafwetten van die volken, waarin voor boeten, breuken en weddeu geldelijke bepa-
lingen plaats vonden, vorderde de regeling der muntsoorten ook eenige aandacht, niet om
alles effen te maken, maar om, toegevende aan den invloed van plaatselijke gebruiken en
verschillende behoeften, in alles eene verhouding te brengen. Siccama spreekt in zijne