
 
        
         
		gezamenlijk  den  last  der  regering  tor sehen.  Een  aantal  aan  de  Numismatic!  
 bekende  heele,  halve  en  kwart Daalders,  vooral nit  de  zestiende  eeuw,  dragen  
 twee,  drie,  ja  soms  vier  of vijf borstbeelden  van  regerende  Säksische  Torsten.  
 Na  den  dood  van  den  Stamvader  der  Albertijnsche  linie,  Hertog  Albert,  die  
 den  12  September  1500  overleed,  was  zulks  het  geval.  George  of  Joris .en  
 Hendrik,  zijne  zonen,  volgden  hem in  het  bewind over  Friesland op,  en  noem-  
 den  zieh:  »Erbliche  Gubernators und  Potestaten in Frieslanden  (1).«  De laatst-  
 genoemde  bemoeide  zieh  echter,  naar  het  schijnt,  in  het  minst  met  met  het  
 bestuur  over  dat  gewest ,  althans  k e im p e   v a n   m a r t e n a   vermeldt  in  zijn Annael,  
 enz.,  bl.  3 ,  dat  hij  na  den  dood  zijns  vaders  nooit weder  in  Friesland  gekomen  
 is.  Het  duurde  dan  ook  niet  lang,  of hij  droeg  aan  zijnen  broeder George  de  
 bewindvoering  over  Friesland  geheel  over.  Zulks  geschiedde  in  het  begin  des  
 jaais  1504. 
 Het  eenige  muntstuk,  dat  als  gedenkteeken  van  hunne  gemeenschappelijke  
 regering  getuigt, is  een goudgulden,  ook wel postulaatgulden  geheeten,  eene  zeer  
 gewone munt  in  die  dagen.  Zij  is  ons  tot  dus  verre  in  niet  ¿e'ne Verzameling  
 in  het  oorspronkelijke  voorgekomen,  en wij  hebben  met  den Heer  d ir k s   de  af-  
 beelding moeten  laten  nemen  naar  die, welke  gevonden  wordt  in  b a u m g a r t e n  ,  
 Eistor.  genealog.  chronolog.  kritisches  Verzeichnisse  aller  bekannten  dueatenför-  
 migen  Goldmünzen  der  Albertinischen  Hav/ptlinie,  enz.,  Dresden  1812,  boven  
 bl.  135  reeds  vermeld.  Doch,  alvorens  verder  te  gaan,  moeten  wij  zeggen,  
 dat  deze  muntsoort  ook floryn  of floreen  werd  geheeten,  en  dat,  terwijl  de  
 meer  regelmatige  omsjag  der  grondlasten  onder  de  Säksische  regering  in  dezen  
 tijd  plaats  had,  naar  aanleiding  dezer  munten,  deze  de floreen-belasting  werd  
 genoemd.  Wij  komen  hier  nader  op  terug. 
 De  vz.  der  munt  bevat  de  beeldtenis  van  Johannes  den  Dooper,  met  den  
 heiligenschijn  om  het  hoofd.  In  zijne  regterhand  heeft  hij  het Evangelie,  met  
 het  lam Gods  daarboven, waarnaar  hij  met  den wijsvinger  der  regterhand wijst,  
 als  wilde  hij  zeggen:  //Zie  het  lam  Gods,  dat  de  zonden  der  wereld  weg-  
 n neemt.// 
 (1)  S chw artzenberg,  Ciarterboek,  I I ,   bl.  214,  in  een  stuk  van  26  Maart  1501. 
 Voor  of  liever  aan  de  voeten  van  den  Heilige  ziet men  het wapenschild  van  
 Saksen.  Omschrift in  gewone  Romeinsche  letters,  doch  die  ongetwijfeld  op de  
 oorspronkelijke  munt  de  volgende  oud-Duitsçhe  waren: 
 GSORV  HSieC * DVGV * S2ÍROD  
 hetgeen  zal  moeten  beteekenen:  (Nummus  of  Moneta)  Georgii  {et)  Henrici  
 Ducum  Saxoniae. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  de  Rijksappel  binnen  een  compartiment,  bestaande  
 uit  drie  halve  bogen,  verbonden  door  even  vele  inspringende  hoeken.  Het:  
 omschrift  is: 
 ►!-<  MO  NO'  AVR©' • DVCV • SAXON • FRIS  
 Omirent  dén  aard  dezer  letters,  die  wel  oud-Duitsche  zullen  geweest  zijn,  
 zie  men  onze  aanmerking  bij  de  voorzijde. 
 Baumgarten  haalt,  bij  de  beschrijving  dezer munt,  schlegel  aan,  de  numis  
 Saalfeld. ,  Taf.  I I ,  N’  3.  Twee  andere  goudgüldens,  bij  baumgarten  onder  
 N"  68  en  69  opgenomen,  hebben  deze  opschriften : 
 N"  68 :  GEOR * & * HENT * DVCV * SAXON * 
 MONE * AVRE * DVCV * SAXON * FRIS  
 N”  69 :  '  GEOR' * & * HENT' * DVRV * SAXON' * 
 MO' * NO' * AVRE' * DVCV * SAXON' * FRIS  » 
 De  uitlegging,  die  baumgarten,  voomamelijk  aan  het  opschrift  der  door  ons  
 afgebeelde  munt,  wil geven, meenen wij,  dat  we  niet  behoeven  over  te  nemen. 
 De floreen  had  oorspronkelijk  eene  waarde  van  achtentwintig  Brabandsche  
 stuivers,  doch  klom  met  den  tijd  al  hooger en  hooger,  gelijk wij  later,r bij  de  
 beschrijving  der munten  van Hertog George,  als  alleenheerscher,  zullen  aantoo-  
 nen.  Slechts  dit  nog,  dat wij,  behalve  de  zoo  even  beschrevene munt, nog  één  
 bewijs  aantreffen  van  de  bemoeijingen  van  George  en  Hendrik  omtrent  het  
 muntwezen  in  Friesland.  Hun  Stadhouder,  Hugo  van  Leysenach,  bragt  in  
 1502  den  goudgulden  van  30  op  28  stuivers  terug,  en  hij  stelde  al  de  zilveren  
 penningen  //gemunt  in  Vrieslandt  bij  Hertog  Albert  van  Sassen,//  en  ook  die  
 in  het  Sticht  van  Utrecht  geslagen  waren,  buiten  koers  (1). 
 (1)  Zie  S c h o t a n u s ,   Gcscldedenissen  vm   Vrieslandt,  bl.  489,  aangehaald  bij  Mr.  
 J.  d i r k s   in   de  vrije  Fries,  V ,  bl.  186.