
Thans volgen de muntjes van Boisward. V an d en b e r g h zegt ons daar-
omtrent:
1/ Eindelijk ontmoet ons nog in de elfde eeuw Bodtiswer, Bodluswer, Bod-
liswert, dat is Boisward, als eene muntplaats, maar daar dit dorp toen niet de
hoofdplaats der gouw was, honden wij dit geld voor onwettig geslagen, al möge
het overigens van goed gehalte zijn (1).«
Merkwaardig is hetgeen d ir k s in de mije Fries (2), naar aanleiding van
munten met de opschriften Bodtiswer, enz., over den oorsprong van den naam
der stad Boisward heeft opgespoord, welke opsporing, voor zoo verre wij zien
kunnen, den Heer v a n d en b e r g h aanleiding heeft gegeven om deze plaats in
zijn werk op te nemen onder de in het Fränkische tijdvak in Friesland voorko-
mende localiteiten.
Doch hooren wij, alvorens tot de besöhrijving der muntjes zelvé over te gaan ,
wat de Heer d ir k s van de beteekenis der daarop voorkomende opschriften zegt:
//BODTISWE; BODTISWER. Welk Fries denkt hierbij niet terstond aan
de stad Boisward? Maar kan die stad op znlk eene hooge oudheid roemen,
dat reeds in de elfde eéuw (1039—1047) munten van haar voorkomen?
Alvorens wij deze vraag beantwoorden, moeten wij opmerken, dat het voorkomen
van den naam eener plaats op munten uit zulk eene eeuw, waarin die
plaats nog gering, ja bijna onbekend was, niet tot bewijs tegen den oorsprong
dier munten uit die, destijds nog kleine, plaats kunnen aangevoerd worden.
De voorbeelden van het tegendeel zijn menigvuldig. Zoo zegt, bij vporbeeld,
Dr. k o e h n e (3), voorzeker een bevoegd getuige in .dezen: «Het zoude ge-
«makkelijk zijn, een aantal onbeduidende stadjes aan te voeren, alwaar in de
//middeleeuwen Munten gevestigd geweest zijn, ja zelfs in dorpen en kasteelen
n werd dihoerf munt geslagen. n De Heizer of zijn plaatsvervanger, de Leengraaf,
(1) Zie over dit onwettig mnnten eene Keizerlijke verordening van Erederikll van 1220
bij h e d a , p. 19 3 , en voorts de Capitularien passim. De vele munten van Boisward en
vooral van Leeuwarden (waarvan later) schijnen eenen betrekkelijk grooten handel in die plaatsen
aan te dniden. Misschien zijn ze lang na Bruno en de Egberten, bij gebrek aan ander
numerair, in die marktplaatsen geslagen geworden. (2) Deel IV , bl. 334—339.
(3) ln zijn Zeitschrift fü r Münz-, Siegel? und Wappenkunde, I I , p. 122.
stond bovendien het regt om munt, en bijzonder om kleine koperen en zilveren
munt te slaan [ten opzigte van de koperen is zulks minder juist aangevoerd ;
deze dagteekent eerst uit het laatste gedeelte der veertiende en het begin der
vijftiende eeuw] meermalen aan den Heer of Hoof deling, Patroon, enz. van het
een of ander stadje, vlek, dorp, of kasteel af, die dan aldaar op zijnen naam
münt sloeg. Wanneer men dit in het oog houdt, dan is er niets vreemds in ,
dat reeds in het midden der elfde eeuw door, of van wege, bruno den derden,
als Graaf van Westergoo, munten in Boisward geslagen zijn. Doch het. verschü
tusschen Boisward en Bodtiswert of Bodtiswer is te groot, om de zelfde plaats
te kunnen aanduiden, werpt welligt een onzer lezers ons tegen. Doch de eerste
spelling, bedenke men, is de spelling der negentiende, de laatste die der elfde
eeuw. Hoe menige stad veranderde, gedurende die aeht eeuwen, niet bijna
geheel van naam, en zoude dan Boisward hierin eene uitzondering maken ?
Maar wij behoeven niet alleen te gissen; de wijze der naamsverandering kan
men aantoonen. Dat de uitgang WE(RT), of WER, op de beide munten ge-
lijk Staat met den uitgang VERT op de beide volgende [die van 'LIVNVERT,
Leeuwarden\ Bruno-munten, zal wel aan geenen twijfel onderbevig zijn. Die
zelfde uitgang is zeer gemeen aan vele namen van Friesche plaatsen ; en geen
wonder, ver, vert, wer, wert is eene wierde, waard, dat is terp of hoogte,
gesçhikt om bij hooge vloeden zieh vrij te waren van de in het land opdrin-
gende, opgeruide zee. Op zulk eenen weerd ligt een gedeelte van Boisward.
W in s em iu s , in zijne Besöhrijving van Boiswert, zegt (1 ) : «Het is gheloof-
lijck, dat de stadt ghenoemt is van eenen weert. (’t welcke gevoelen .ook aen
ons overgesonden heeft de Edele en Hoochgeleerde ausonius popma (2)), ofte
hoochte, in het water, ofte moraslanden, leggende, ghelijck verscheyden dorpen
daeromtrent gelegen, hären naem van een weèrdt hebben Aen
desen hoeck van den Middelantsche zee [Middelzee, Boerdiep) (3) zijn voer-
(1) Achter zijne Chronique van Vrieslant, Eraneker 1622 f“.
(2) Beroemd Letterkundige en Regtsgeleerde, wiens Libri IV de differentiis verborum
&e. door j. v. h e k e m u s (Lipsiae et Dresdae 1708) nog op nieuw nitgegeven werden
Zie ook f o p p e n s , Bibi. Belg, in voce.
( 3 ) Z i e d e l i g g i n g o p d e k a a r t d i e r z e e b i j p . b b o ü w e e p z . e n w . e e k h o p p , Naspo-
ringen over de Middelzee, e n a l d a a r bl. 46.