
N” 3, die waarsohijnlijk mede groot was geheeten, heeft de vz. geheel in bet
rond, met uitzondering van bet opschrift, gevuld met het vierveldige, door het
Säksische wapen als surtout gedekte, wapen des Hertogen binnen eenen parel-
eirkel. Het omschrift luidt:
^ KBBSRIE' * DV# * BTtitO n' * GVB * FRISI
Op de kz. Hgt bet Roomscb-Keizerbjke wapenscbild op een eenvoudig ge-
voet vierbeenig kruis, waarvan de beenen tot aan den rand der munt rei-
ken. Omschrift:
S o a r 8 <3 1 R2EGIK I R 0G 0S I R0GXJ25
Z. weegt in onafgesleten toestand 3,9 w. en is van Z1, daar wij de munt
kennen in de Verzameling der Leidsche Hoogeschool; alsmede in die van bet
Friesch Genootschap; verder in die der Heeren Professor baart de la eaille
en van Mr. j . h. quintus te Groningen j in die van den Heer stricker te
’s Gravenhage; eindelijk in onze eigene Verzamebng.
De munt is, even als zoo vele andere, bet eerst bekend gemaakt door Mr.
j. dirks in de vrije Fries, D. V, N° 39, bescbreven bl. 180.
Deze muntsoort wordt in den boven aangehaalden Beeldenaar van 1528 (1)
aldus beschreven en' gevalueerd:
»Vriesche braspenningen albertus D. saxonie te sneeck gbemunt.
Dmark ij gülden xiüj stuuers xxiiz miten.
Doncbe viz stuuers xiiijz miten.
Dingelscbe xvi miten.«
N' 4 is ons nimmer in het oorspronkelijke voorgekomen. Wij geven die
(1) Eigenlijk ia het geen dadelijke Beeldenaar, daar er geene afbeeldingen in voorko-
men, maar is de titel: «Hier nae is ghesielt ende verclaertvm wegen onsers alders
genadichsten heren des heysers die waerde van der marck, onche ende imgelsehe, vm di-
uersehen soorten vm silueren verboden penninghen gereputeert voor billioen, nwolgende
dassayen biden generaels daer af gemaeet, waer a f die calculacie ghedaen is, den Karolus
gülden dienten in de K. M. mimten slaet voor twintich. stuuers, den stuuer voor twe
groten, den haluen stuuer voor vierentwmtich miten vlaems gerekent, ende allen anderen
gouden ende silueren gieualueerde peminghen nd advenant. Gedaen im Jmuarius Int
jaer ons heren xvCxxviij na Stil shoffs van Hollant.
volgens den Antwerpschen Beeldenaar van bet jaar 1633; in vroegere, met name
in Die ongevaluweerde Gouden ende Silveren Munte, 1560, en andere opge-
volgde Beeldenaars, vindt men aan bet einde een gebrekkig opschrift der voor-
zijde. Zulks is ook bet geval met de Duitsche werken van tentzel, wagner
en von langenn. Men leest in alle die Beeldenaars en muntwerken, in
plaats van
TüsBSBro I DVX • SA I ttONIS • G I RHPfjR :
steeds met Bomeinsche- letters
ALBERT 1 DVX • SA | XONIE • G | RNFVR
als of bet laatste woord Fra,nkfurt moest zijn; de zin vanhet goed geschrevene
omschrift is: Albertus Uwe Saxoniae, Gubernator Phrisiae. Gubernator is Land-
voogd of Erfpotestaat. De spelling Phriria, zeer algemeen op Oost-Friesche
munten, zoude ons dan hier voor de eerste inaal op eene munt van ons
Nederlandseh Eriesland voorkomen.
Op de vz. vertoont zieh een versierd, vierbeenig kruis, dat in zijn hart
het schuins geplaatste wapen van Saksen draagt. De vier beenen des kruises
worden doör acht ogiven of dubbele bogen, die in bloemsieraden eindigen,
aan elkander verbonden.
Op de kz. vertoont zieh de enkele arend van den Roomsch-Koning met de
Oostenrijkscbe band over het lijf. Het wapen is met eene Koningskroon gedekt.
Omschrift, al weder niet in het oud-Duitscbe letterschrift:
«i« NVMVS • ROMANORVM • REG1S :
d. i. Munt van den Poomsch-Koning.
Maximiliaan was, toen Albert Erfpotestaat van Friesland was geworden, nog
slechts Boomsch-Koning. Uit hoofde van de werkeloosheid zijns vaders, Frede-
rik I II , badden de Keurvorsten van bet dusgenaamde Heilige Roomsche Rijk
hem den 16 Februarij 1486 tot die waardigheid gekozen. Eerst na bet over-
lijden van zijnen vader , den 19 Augustus 1493, was hij wel tot Keizer verhe-
ven, maar aangezien de Paus (Julius II) eerst in 1508 den brief zond, waarin
hij Maximiliaan magtigde om de Keizerlijke waardigheid even volkomen te voe-
ren, als bad hij Paus hem in persoon de kroon op bet boofd gezet, voerde deze
eerst van dien tijd af den naam van Keizer, dekte zieh in zijn Wapen met de
18