
Den Deuenter gülden, tot xxvm stuuers (I).
Den Gelderschen Byder, tot xxvnj stuuers.
Den Dauits gülden, tot x x x ij stuuers.
Ende aengaende den Bosenobel ende Henricus nobel, s u lle n denseluen ganck ende loop
hebben, volgende onse leste permissie ende tolerantie, tot Lichtmisse naestcoemende, nae
welcken tyt den Bosenobel gereduceert sal worden op v guldens xnij stuuers.
Ende den Henricus nobel op v guldens.
Den silueren Philippus daler, tot x x v i j stuuers vrn penningen.
Den haluen, tot x vti J stuuers x i j penningen.
Den Penninck van y i j stuuers, tot v i j stuuers v i i i penningen.
Den silueren Bealen, t o t n i stuuers x i j penningen.
Die halue Bealen nae aduenant.
Den silueren Carolus gülden, tot XXV stuuers.
Den Bourgonsche daelders, ende andere Duytsche daelders, ganck hebbende tot xxxiv
stuuers.
Den haluen ende vierendeel nae aduenant.
Den vier stuuers Penningen van onsen slage, tot v stuuers (2).
, Den dobbel Stuuers van onsen slage, tot u stnuers vm penn.
Den Stuuer van onsen slage, i stuuer n i penn.
Den haluen nae aduenant (8).
Den Brancxsche Branchen; die v stuuers Penningen van die munte van Camerick ende
Luydick; die Brancxsche stucken van 12 penningen, ende die dobbele van dien, ende
oeck den Brancxschen stuuere, sullen getollereeit worden op henren jegenwoordighen prys
ende loop tot Lichtmisse naestcoemende; maer van dan voorts tot Sint Jansmisse naestcoemende,
sullen alleenlyck loop ende ganck hebben soe hier nae volcht:
Te weten; den voorschr. Brancxschen. Eranck op xv stuuers.
Den vyfstuuers Penninck op n u stuuers ende eenen haluen.
Ende die Brancxste (sic) stucken van x i j penn, op 10 penn.
Ende die dobbel nae aduenant.
(1) Waarschijnlijk de mont afgebeeld in ons Overijssel, Pl. XI, N° 6,-
(2) Deze thans niterst zeldzame muntsoort beeldden wij af in ons Braband en Limburg, Pl. XXX, No 34 en
35; en in ons Gelderlamd (Graven en Hertogen) , Pl. XXVIII, N° 35.
(3) Zie deze munten afgebeeld in ons Braband en IÀmiurg, Pl. XXX, No 35—40; in onze Geldersche Graven
en Hertogen, Pl. XXVIII, N° 36—38; en ook eene derzelve in ons Overijssel (naar aanleiding eener muntwet,
doch aileen in omtrek gegeven) Pl. XIX, N° 13.
Ende den Brancxschen stuuer op ix penn., om als dan daer mne te versiene; alles
van 40 grooten onser Ylaemscher munten t pondt.
Ende aengaende die andere goude ende siluere stucken, willen ende v e r s ta e n wy, dat
onse leste edicten ende placcaten stadt grypen sullen, alles op die penen, daer inne
begrepen. ,
Ende ten eynde dat van deese onse jegehwoordighe permissie ende tolerancie nyeman .
ignorantie en zoude moegen pretendeeren ; ontbieden ende beuelen wy v , dat ghy terstont
ende sonder vertreck deese jegenwoordighe doet cundigen, vuytroepen ende publiceeren,
alomme binnen die steeden ende plaetsen van onse voran, landen van Vrieslandt, Groningen,
Omlamjen ende van der Drenthe, daer men gewoontBck is, enz. enz.
Gegeuen in o n s e r voorsz. stadt van Bruessele, onder onsen contresegel hier opgedruct in
placcate, den x x v e a dach van Octobri, int jaer vyftien hondert sess en t seuentich.
Uit het 2ä» Placaat-Boek, fol. 409 ,'berustende in de Griffie ’s Hofs van Vnesland.
Op den 8 November diens zelfden jaars 1576 werd te Gend de bekende
Bevrediging of Pacificatie tusschen de verschillende Nederlandscbe Gewesten
gesloten, en onder anderen in het XXIII« artikel het volgende omirent de
muntzaak bepaald:
Ende alsoo die van Hollandt ende Zeelandt, om die kosten van den oorloge beter te
vervaUen, alle Specien van Goude ende Silver ten hoogen pryse gestelt hebben (1), die sy
in andere Provintien niet en souden können sonder groot verlies uytgeven, is besproken
dat de Gedepùtéèrden van de ghemeyne Staten ten eersten mogelick zyndé, adviseren sul-
len omme daer af te nemen eenen generalen voet, ten fine dat de cours van de voorsz.
Munte eenvoudelick gestelt zy, alsoo na als doenlick is, tot onderhondenisse van deser
Unie, ende van den gemeynen Coophandel aen weder zyden.
Doch ten gevolge van den weldra weder ontstanen tweespalt werd er, immers
in de eerste jaren, aan deze zoo nuttige zaak geen gevolg gegeven. Ook is de
eerste Friesche munt, die na de Pacificatie geslagen is, niet voor 1582 ver-
vaardigd. Men zie deze en de overige Friesche munten uit de zestiende en beide
volgende eeuwen in het MuntboeTc van wijlen den Heer v. vebkadb, waaraan
zieh dit Werk aansluit.
(1) Zie deze door opgeklopte Stempels verboogde munten afgebeeld bij van loon , Ned. Historiepenningen, D. I , bL 164.