
 
        
         
		die  na  zijne  gevangenneming  op  het  slot  Ter  Horst  in  hechtenis werd  gezet,  
 rlrmg daar  naar  de hand  der  dochter van  den  vermögenden  Ridder  Albert Lewe  
 (Albertus Leo), met  welke  falj  dan  ook  door  den  echt  verbonden werd,  op  aan-  
 houden  van  zijne  echtgenoote  en  hare  bloedverwanten,  uit  zijne  gevangenschap  
 ontslagen,  en  hersteld  in  het  bezit  van  zijn  ouderlijk  goed  Anze, waarop  hij  
 zieh  nederzette; —  doch  de  Bisschop  was  niet  te  bewegen,  om  hem het  leen  
 van  Koevorden  met  den  aankleve  van  dien  terug  te  schenken. 
 Na  verschillende  gebeurtenissen,  die  wij  hier niet kunnen vermelden,  vielen  
 de  Groningers,  de  Drenthenaren,  de  Bidders  of  Heeren  van  Peize  en Volker  
 van Koevorden  op  de  in Drenthe  gelegene  goederen  van  den Bisschop  aan,  be-  
 roofden  die  en  verbrandden Koevorden  (1).  In  het  geschü  over  het Kastelein-  
 schap  van  Koevorden  en het Regterambt  van  Drenthe,  hielden  het  de Drenthenaren  
 met  Volker  van  Koevorden,  en  gezamenlijk  vormden  zij  eene  geduchte  
 partij  tegen  den  Bisschop  van  Utrecht,  die,  door  Graaf Otto  van  Bentheim  
 ondersteund,  weldra  met  eene  aanzienlijke  krijgsmagt  kwam  opdagen. 
 Het  is  m a g n in   niet  duidelijk gebleken, of het tusschen de krijgslieden van den  
 Bisschop  en  die  zijner  tegenpartijen  tot  dadelijkheden  is  gekomen,  doch  door  
 tusschenkomst van Gérard  III,  Graaf van  Gelre,  die  den vijanden des Bisschops  
 toegedaan  scheen  en  ze  heimelijk  ondersteunde,  begonnen  de  Groningers  en  
 Drenthenaren  toe te  geven,  zoodat  de  vijandelijkheden werden  gestaakt;  terwijl  
 de  eerste  4  en  de  laatste  12  gijzelaars  aan  den Bisschop  gaven,  die  naar  eene  
 van  ’s Bisschops  residentien,  te weten  Deventer,  gevoerd werden, in  afwachting  
 van  den  uitslag  der  onderhandelingen,  die  tusschen  de  twistende  partijen werden  
 aangeknoopt.  De  Graaf  van  Gelre,  de  Aartsbisschop  van  Keulen  en  de  
 Bisschop van Munster  bewerkten  alsnu,  door  hunne  tusschenspraak,  dat de  ver-  
 schillen  bij  minnelijke  schikking  in  diervoege werden  bijgelegd:  dat  al het  ge-  
 roofde  en  verwoeste  op  de  bisschoppelijke  goederen  in  Drenthe  zoilde worden  
 vergoed  en  hersteld;  dat  den Bisschop  1000,  den Graaf van  Bentheim  en  den  
 Raden  100 Priesche Marken  zouden worden uitgeteld  (2);  en  dat  aan  den Heer 
 (1)  M a g n in   t.  a.  p.  bl.  13;  v a n   d e s   s c h e e e   t.  a.  p.,  bl.  205. 
 (2)  Deze  marken  zullen  wel  bestaan  hebben  uit  de  munten  van  Egbert  I   en  (voorna-  
 melijk)  van  Egbert  I I ,  boven,  in  de  Afdeeling  Friealmd,  door  ons  beschreven. 
 Roelof of Rudolf,  zoon  van Volker,  Koevorden,  Drenthe  en  de  dienst  des Bisschops, 
   overeenkomstig  de  oude  en  nieuwe  voorregten,  zouden  worden  gegeven.  
 Deze  voor  den  zoon  van Volker  zoo  günstige beschikkingen  had hij vermoedelijk  
 te  danken  aan  het  geluk,  hem  ten  deel  gevallen  in het  gevangennemen  van  de  
 Gravin  van Bentheim  en  haar gezin,  daar  deze  nu  tegen  de  16 Groningsche  en  
 Drenthsche  gijzelaars  werden  uitgewisseld.  De  Graaf van Bentheim, met  deze  
 schikkingen  niet  te  vreden,  wist  zijnen  broeder,  den Bisschop,  te  bewegen  om  
 de  geslotene  overeenkomst  nietig  te verklären,  en  deze,  aan  de baatzuchtige  in-  
 blazingen zijns broeders gehoor gevende, kwam op nieuw met een leger in Drenthe,  
 dat  echter  door  de  Groningers  en  Drenthers op  de  vlugt  werd  geslagen.  Mis-  
 schien,  zegt  m a g n in   (1),  hadden  ook  deze,  door  het niet  nakomen der  voor-  
 waarden,  waartoe  zij  zieh  verbonden  hadden,  tot  dezen  jjaderen  inval  des  Bisschops  
 aanleiding  gegeven.  Hoe  dit  ook  zijn möge,  de Bisschop,  zijn  doel niet  
 kunnende  bereiken,  en  het  voornemen  hebbende  om  van  den  Keizer  hulp  en  
 bijstand  tegen  zijne  wederspannige  en  oproerige  leenmannen  en  onderdanen  te  
 verzoeken,  begaf  zieh  tot  dat  einde  naar  Mentz,  en  overleed  daar  in  1196.  
 Volker  van  Koevorden  schijnt  zieh  daarop weder  naar  Ansen  begeven  en  vervol-  
 gens  aldaar  rüstig  geleefd  te  hebben.  Hij  komt  nog  ten jare  1212  voor,  als  
 wordende  in  een Charter uit die dagen genoemd  volkeeus  miles  de Kooorde  (2). 
 Bij  de  schikking van  1195  had Roelof of Rudolf,  zoon  van  Volker, Koevorden, 
   Drenthe  en  de  dienst  des Bisschops  verkregen,  overeenkomstig  de  oude  en  
 nieuwe  voorregten  (prout  dicunt  antiqua  et  nova privilegia).  Hoezeer Rudolf van  
 Koevorden  nog op  het jaar  1217  bij  d e i e s s e n   (8)  onder  de  dienstmannen  (mi-  
 nisteriales)  van  den  Bisschop  wordt  opgenoemd,  meent  m a g n in   echter  uit  de  
 gevolgen  te  kunnen  afleiden,  dat  bij  deze  gelegenheid  het  d/ienstmansleen  van  
 Koevorden  en  zijne  aanhoorigheden  in  een  regt leen  is  veranderd  geworden,  
 zoodat  Rudolf  zoowel  door  zijne  vrouwelijke  als mannelijke  nakomelingen  in  het  
 leen  zoude worden  opgevolgd.  Bovendien  schijnt  het  regtsgebied,  dat  de vorige 
 (1)  t.  a.  p.  bl.  15. 
 (2 )  Zie  dit  bij  d e i e s s e n ,   Monumenta  Grmmgma  veteris  aevi,  pag.  16. 
 (3)  aldaar,  pag.  18.