
 
        
         
		Franeker munten  voorkomt.  Sicke  Sjaerda, wien Dr. Arnold van Loo tot Munt-  
 meester  aanstelde,  voerde  tot  wapen  een  leeuw  van  keel  op  goud,  onder  drie  
 rozen  van  zilver  op  lazuur.  Omtrent  de  familie  Sjaerdema  zie men  vooral  het  
 Stamboek  van  den  Friescken  vroegeren  en  lateren  Adel,  door  Jr.  Mr.  m.  de  
 haan  hettema  en Mr.  A.  van  halmael  J r .,  een  werk  van  te  noesten  vlijt  en  
 te  taai  geduld,  dan  dat  de  kennis  daarvan  zieh  bijkans  alleen  binnen  de  
 grenzen  van  Friesland,  gelijk  nu  nog  het  geval  is,  zoude  bepalen. 
 De  vier  eerste  Franekersehe  munten.,  door  ons  afgebeeld,  zullen  wel  onder  
 het  Muntmeesterschap  van  Sicke  Sjaerdema  geslagen  zijn.  Zij  heetten  waar-  
 .schijnlijk  halve  stuivers  of  tweegrootstukken. 
 Zij  hebben  alle  op  hare  vz.  den  naar  de  linkerzijde  springenden  leeuw uit het  
 familiewapen  der  Sjaerdema’s  op  eene  soort  van  vloer  of basement,  uit  twee  
 dubbele  lijnen  bestaande.  Daaronder  vertoont  zieh  een  roosje;  alles  binnen  
 eenen  parelrand. 
 Op  de  kz.  ziet  men  een  fraai  versierd,  vierbeenig' kruis,  aan  de  einden  
 in  bloemen  zoo  versierd  uitloopende,  dat  men  het  niet  als  kruis  zoude  herkennen. 
 N°  1  heeft  tot  omschrift  op  de  vz.,  na  een  dusgenaamd  Geldersch  kruis:  
 fßODGm • KOV2C • 
 Op  de  kz.: 
 «i«  2SDI20. dk i  - r a . ccececo:° iäsv 
 d.  i.  1485.  Men  ziet  hoe  zonderling  men  hier met  de  opgaaf vän  het  jaartal  
 te  werk  is  gegaan.  De  graveur  der munt,  of hij,  die  het  toezigt  daarover  üit-  
 oefende,  schijnt  niet  begrepen  te  hebben,.dat  men,  na  eerst  1400  te.hebben  
 aangegeven,  daarop  alleen  moest  laten  volgen  85;  maar,  gelijk  men  ziet,  hij'  
 geeft  daama  nog  eens  het  volle jaartal  1485.  De zelfde  fout  heeft  plaats  op  de  
 volgende  munt,  doch  is  verbeterd  op  N"  8,  4  en  5. 
 K.  B.  (men  schijnt  in  Friesland  in  dezen  tijd  bijkans  geen  zilver meer  gehad  
 te  hebben  öm  daaruit  munt  te  vervaardigen;  een  blijk,  onzes  bedunkens,  van  
 groote  verarming  door  de  woedende  binnenlandsche oorlogen)  weegt  1,6  w.  en  
 is  van  Z5.  Ons  alleen  bekend  in  de Verzameling  van  het  Friesch  Genootschap  
 van  Geschied- ,  Oudheid-  en  Taalkunde  te  Leeuwarden. 
 N°  2  is  in  type  gelijk  aan  de  vorige  munt.  Omschrift  op  de  vz.,  na  een  
 Geldersch  kruis: 
 SßOß'°ßOV  . . . .   2IK  . . .   .  R S ß '  ' 
 (Moneta  nova  Franekwren.) 
 Op  de  kz.: 
 25x2x2 0 « o n i ° m  - ecccecec. iä8. 
 De  laatste  cijfer  heeft  bij  het  stempelen  niet  gevat  en  was  misschien  eene  6. 
 K.  B.  weegt  i,2  w.  en  is  mede  tot  dus  verre, van  Za ,  daar  het muntje  ons  
 alleen  in  de  Verzameling  van  den  Heer  Stricker  te  ’s  Hage  is  voorgekomen. 
 Het  is  onzeker  of de  volgende munt  nog wel  door  Sicke  Sjaerdema  geslagen  
 is  geworden,  want  hij  overleed  in  het  jaar  der  stempeling  van  die munt,  eenen  
 zoon  nalatende,  Douwe  geheeten,  die  in  1478  was  geboren  en  in  1506  onge-  
 huwd  overleed  (dirks  in  de  mrije  Fries,  IV,  bl.  49).  Juw  en Here  (Jarichs  
 zonen)  Hottinga  werden,  na  Sicke,  Hoofdelingen.  te  Franeker.  De  munten  
 schijnen  echter  aan  te  duiden ,  dat  het  Muntmeesterschap  op  Douwe  Sjaerdema  
 is  overgegaan,  hoe wel hij nog  een kind was,  en niettegenstaande er Hoofdelingen  
 uit  eene  andere  familie  in  Franeker  waren. 
 Zien  wij  dan  de  munten  van  naderbij. 
 N“  3  heeft tot  opschrift  op  de vz., wedfer na een dusgenaamd Geldersch kruis:  
 SBOß'* KOV25 * FB S ß lT iS n 
 dus  zeer  gebrekkig. 
 .  Op  de  keerzijde  staat,  ook  hier  na  een  Geldersch  kruis: 
 K ß ß O  |  DOmim  *   1 X 8 A   *  • 
 K.  B.  weegt  1,6 w.- en  is  van  Z5 ,  daar  wij  van  deze munt  twee  exemplaren  
 kennen,  het  eene  in  de  Verzameling  van  Mr.  j .  h .  quintus  te Groningen,  het  
 andere  in  die  van  den  Heer  Stricker  te  ’s Gravenhage. 
 N"  4  heeft  rondom  de  voorzijde.,  na  een  Geldersch  kruis:  
 mOß' o KOV2S . FBffißliKBeß'  
 en  rondom  de  kz.,  na  een  dito  kruis,  de  spreuk: : 
 s ig h o  s e cR v e c is»S K iiv em v R   iäsa 
 d.  i.  Laat  ons  behouden  worden  door  het  teeken  des  kruises;  eene  spreuk,  die  
 ons  op  geene  andere munt  van  eenig  volk  of stad  tot  dus  verre  is voorgekomen. 
 16*