
de Lauwers aan; ter Home, een dorpje niet ver van den ouden mond der Burdo
of Boom; en vooral in de Homestreek, vulgo Honnestreek, in Baxra (het harre,
aan den wind blootgestelde) deel, aan den uitersten westhoek van het oude
Burdo (Boer) diep; en het zeer oude dorp Horn, op Ter Sckelling (1). De Heer
Mr. l . ph . c. van den bergh op Bordonchorn in zijn Handboek, bl. 143, te-
rugkomende, zegt: //De" Heer dirks beschrijft t. a. p. eene munt met het op-
schrift Born in het midden, en om den rand nere, rere of erer, en vraagt of
dit van deze plaats (Oldeboorn?) te verstaan zij. Het komt ons waarschijnlijk
voor.»
Ook deze munt berust in de Keizerlijke Hermitage te St. Petersburg.
De laatste munt eindelijk heeft weder op de vz. rondom het kruis den naam
ECBERTVS
en op de kz.:
LVAVERTN
hetgeen men met grond als Leeuwarden beschouwt, doch dat weder zeer af*
wijkt van het: LIVNVERT
en LIAWERO
der vroeger beschrevene Bruno-münten.
Dr. von koehne vermeldde op p. 435 der Memmres, zoo dikwerf reeds
aangehaald, nog eenige andere Egbert-munten met:
LWARETH '
LWAERTH
LVAVERTH
en LWAETH.
D irks beschrijft deze munten op bl. 18 van het VI“ Deqls eerste Stuk van
de vrije Fries.
Wij gaan thans over tot die van
(1) Waarschijnlijk dankt de stad Hoorn hären naam aan de kromte in de Zuiderzee,
waaraan zij gelegen is; het gebucht de Hoorn bij Delft ontleent zijnen naam mede aan
eene kromming. Vi n. o.
E G B E R T II.
1068—1090.
Even als bij de beschrijving van het leven zijns vaders, volgen wij ook bij
dezen Vorst Dr. von koehne op den voet. Mr. j . dirks vertaalde ’s mans
woorden op vrije wijze.
In tegenstellmg' met zijne voorvaderen was de jonge Egbert II een gevaar-
lijke en onverzoenlijke tegenstander van zijnen bloedverwant Hendrik IV. Eer-
bejag schijnt de hoofdoorzaak van zijn streven gewpest te zijn, hetwelk ook
daarnit blijkt, dat hij, toen hij hoogstens vijftien jaren oud geweest kan zijn,
in Junij 1073, reeds te Halbersleben deel nam aan een met hoog verraad ge-
lijk staand verbond-, hetwelk de Saksers tegen hunnen Koning sloten. Dien
ten gevolge beleende .deze den Hertog van Boheme met Meissen, en Ulrich
van Godesheim met de andere bezittingen van Egbert I I , en eindelijk ook,
den 30 October 1077, vermits de Graaf den, na de zege aan den Unstrut
(13 Junij 1075), beloofden vrede niet hield, de St. Maartens-kerk te Utrecht
met het Graafschap Staveren. Egbert II hemam echter met de wapenen een
groot gedeelte van. zijne bezittingen (of handhaafde zieh daardoor in het bezit
er van), terwijl hij zieh dat bezit verzekerde door, na den slag bij Hocheim,
tot de partij des Konings over te gaan. Naauwelijks zag hij echter, dat Hendrik
(in 1084 door Paus Clemens II tot Keizer gekroond) in Italie de handen
vol had, of trouweloos viel hij weder af, waarop de Keizer, in 1 086, ook de
overige goederen van Friesland aan de ütrechtsche Kerk schonk. Door eene
nieuwe verzoening hoopte de.valsche Egbert II zijne bezittingen terug te be-
komen. Toen hem zulks'niet gelukte, voegde hij zieh weder bij de tegen-
partij van zijnen heer en meester, en zocht zelfs zieh door deze tot te
laten kiezen, hetwelk echter mislukte. Van al zijne bezittingen beroofd, en
in gestadigen, niet zonder geluk gevoerden, krijg met zijnen Keizer, stierf
Egbert I I , m het jaar 1090, in eenen molen, bij een water, Silicha genaamd,