
te Winschoten: de Valther-Brug, haar Germaansche oorsprmg, en het waar-
schijnlijke doel, waartoe zig gelegd kau zijn. Ben oudheidkundig onderzoekg(te
Winschoten bij den Schrijver, 1855, 132 bl. kl. 8°) is bet hoogst onzeker, ja
zelfs niet waarschijnlijk, dat de Romemen door bet oostebjke deel van Drenthe
zouden getrokken zijn; ook niet,- dat de Valther-Brug een werk van dat volk zoude
wezen. Verder tracht de Heer v a n d e r s c h e e r op zeer aannemebjke gronden
tegen den Heer j a n s s e n te bewijzen, dat die brug door de Germanen zoude ver-
vaardigd zijn, ten einde eenen toegang tot sommige heilige plaatsen te versehaffen.
Eindelijk beaamt v a n d e r s c h e e r ten volle het gevoelen van m a ü r i c iu s ., door
ons in noot 2 op bl. 544 medegedeeld, dat het Vinden van ettelijke Romeinsche
munten in Drenthe niets bewijst voor het oponthoud van dat Volk in gemeld
gewest. — Wij raden onze lezers zeer de kennismaking aan met bovenge-
noemd werkje van den Heer v a n d e r s c h e e r , die zieh vroeger reeds bekend had
gemaakt door de boven meermalen door ons aangehaalde Geschiedkundige be-
schrijving van Koevorden.
Bl. 653, reg. 16 van boven, Staat-, Be Geschiedenis zwijgt, enz. Over het
onzekere van het verblijf van Romeinen in Drenthe handelden wij in onze hier
boven geplaatste aanteekening op bl. 544.
Bl. 569, reg. 2 van onder, Staat: bl'. 560, voeg bij: ook in de noot op bl. 561.
Bl. 587, reg. 13, Staat: het regt van Munt schijnt te hebben behoord. Voeg
als noot bij: Dit regt blijkt zeer duidelijk uit de door ons in onze Munten der
Heeren en Steden van Gelderland (Haarlem 1853) op PI. XXIII medegedeelde
zilveren penning. of dusgenaamden Sterling van Heer Gijsbert van Borculo.
Bl. 592, reg. 13 van boven, Staat: vier roosjes, voeg bij:
Ongetwijfeld kwamen deze roosjes op de Koevordsche denarien om ze het uiter-
lijk der Grafelijke Hollandsche te geven en alzoo algemeen ingang te verschaffen.
Bl. 597, reg, 17 van boven, leze men, achter N° 15 (waarschijnlijk munt
van Reinond III).
Bl. 600. Ten slotte hadden wij moeten vermelden, hetgeen wij op bl. 238
in de noot hebben in het midden gebragt, dat Brenthe in de 16' eeuw bijna
in de landsmuntplakaten niet vermeld wordt. Het had toeh zoo weinig te be*
teekenen, dat men het als een aanhangsel van Overijssel beschouwde.
OPGAVE, WAAR DE BESCHRIJVIIVG DER MÜNTEIV
TE VINDEN IS.
PI. I , N° 1—1 0 , Dokkum, bi. 36—38.
» » N° 1—3 , Staveren, bl. 38 en 39.
» » N° 1—3 , Bolsward, bl. 43 en 44.
» N° 1 en 2; Leeuwarden,!
. I I , N" 3—IS , . I • 54 en 55.
» » Mildnum (?), bl. 55.
» » Egbert I , onbepaald, bl. 56.
» » » » Staveren, bl. 57.
» » » » Bolsward, bl. 5 7 , 58.
« » » » Oldeboorn (?), bl. 58.
» » » » Leenwarden. bl. 60.
» I I I , Egbert I I , N# 1— 14, bl. 63—67.
» IY , Bolsward, bl. 96—108, 288.
» Y y Leeuwarden, bl. 108—113. :
» » Sneek, bl. 113—117.
» » Workum, bl. 117, 118, 289.
» Y I , Eraneker, bl. 119—125.
» » Albert van Saksen, bl. 128— 139.
» Y I I , George en Hendrik, bl. 140, 141.
» » George alleen, bl. 151, 156.
» YXII, N° 1 , Selwerd (?), bl. 440, 441.
» ’ » N° 2 , Winsum, bl. 4 4 2 , 443.
» » N° 3 , Emnighem ,: bl. 444.
» » N° 4 , Garreweer, bl. 445.
» » N° 5 en 6 , Groningen, bl. 4 4 5 , 446.
» » N° 7 , Groningen, bl. 449.
>> » N° 8 , » bl. 450.
» » N° 9—25., Groningen, bl. 450—453.