
 
        
         
		het weinig  van  dadelijkheid  verschilde.  De  gisting  aan  deze  zijde werd geboren, 
   toen  Sweer Bank met  een  gewapend Hamburgsch  schip  het  eiland Rottum  
 overrompelde  en  de  daar  ter  plaatse  vertoevende  Groningsche  kooplieden  plun-  
 derde; maar  als Houwerda,  door middel  zijner  Hamburgsche  bezetting  op  Ter-  
 munten,  dit  voorbeeld  volgde,  besloot  de  Stad  dien  hoon  niet  ongestraft  te  
 dulden.  Er werd  tot dat einde in  stilte  een  gewapende  hoop vólks  uitgezonden,  
 die  's nachts zijn kasteel  overrompelde en  de  bezetting  gevangen nam.  Gockinga  
 ^onderging het zelfde  lot,  en werd  verder  zijn toren  te Bellingwolde,  waaruit hij  
 den  doortogt  liet  belemmeren,  ten  gronde  toe  gesiecht.  Houwerda  moest,  
 om  zieh met Groningen  te  verzöenen,  haar  regt  des  Stapels  en  verder  regtsgebied  
 erkennen,  doch  kreeg  zijn  slot  niet  weder  terug.  Verscheidene  andere  
 voorvallen  tusschen  de  Groningers  en  Hamburgers  gaven  aanleiding  tot  we-  
 derkeerige  scherpe  brieven,  waardoor  de  zwevende  oneehigheden  nog. meer aan-  
 gezet  werden.  De  vrees  echter  voor  den  Hollander  maakte,  dat  Edzard  en  de  
 Hamburgers,  om  geen  dubbel  gevaar  te  loopen,  in  het  begin  van  1439  een  
 vasten  zoen met Groningen maakten;  volgens welken de Hamburgsche bezetting,  
 die  op  Termunten  gevangen  genomen  was,  zonder  losgeld  zoude  ontslagen worden; 
  maar  de  Groningers  daarentegen  vrijen  handel  op  de  Eems  verwierven,  
 onder  verpligting  echter  van  het  in  Oostfriesland  gekochte koren  eerst  in  Emden  
 te koop  aan  te  bieden.  Gockinga  werd  in  dezen  zoen  niet  verder  begre-  
 pen;  echter  op  het  einde  dezes  jaars,  doch  alleen  voor  zijn  leven,  in  zijne  
 goederen  hersteld.  Uit  dezen  tijd  (1437  en!  1439)  dagteekenen  de  eerste Groningsche  
 munten,  die  met  een  jaartal  voorzien  zijn,  iets,  wat  in  vele  zuidelij-  
 ker gelegene  Nederlandsche  Gewesten  eerst  veel  later  in  gebruik  is  gekomen \  
 gelijk  wij  later  opzettelijk,  bij  het  beschrijven  der  verschillende  Groniñgsche  
 munten,  zullen  aanwijzen. 
 De  zeerooverijen,  waarover  wij  in  ons  Deel :  Be  Munten  der  Heeren  en  
 Steden  van  Overijssel,  bij  het  behandelen  van  die  der  Heeren  van  Kuinre ,  het  
 een  en ander  gezegd  hebben;  die  zeerooverijen, welke  in  deze  dagen  genoeg-  
 zaam  alle  scheepvaart  en  koophandel  (zelfs  die op  de  Zuiderzee)  onveilig maakte, 
   en  waarin  vele  Steden  in  stilte  de  hand  hadden,  veroorzaakten  tusschen  
 Groningen,  Hinlopen  en  Workum  een  groot ¡ ongenoegen,  omdat  de  beide 
 Friesche  steden  weigerden  de  genomene  Groningsche  schepen  kost-  en  schade-  
 loos  te  ontslaan.  Toen  de  Groningers  echter  op  de  ingezetenen  dier  steden  te  
 water  en  te  land  gingen  kapen,  sloot men weldra  vrede,  met  bepaling  om  van  
 weerszijde  den  gemaakten  buit  terug  te geven.  Eene diergelijke oorzaak  baarde  
 ook verwijdering tusschen  de Groningers en de Oostfriezen,  doordien zekere Oost-  
 fries,  te  onvreden  dat men  hem  zijns  broeders  nalatenschap  te  Groningen  ont-  
 hield,  met  eenige wel  uitgeruste  schepen  op  de Groningers  liet  zeebuiten.  Ulrich, 
   die  na den  dood  van  Edzard  het  voornaamste  bewind  in  Oostfriesland  
 had,  (andere  Hoofdelingen  waren  niet  zoo  magtig)  antwoordde  op  de  gedane  
 klagten,  dat,  dewijl het buiten  zijne  kennis gebeurd was,  hij  er  niet  tegen had,  
 dat men  zieh  zelven  regt verschafte.  Zulks gaf aanleiding tot vele  haspelarijen,  
 twisten  en hernieuwde zeerooverijen,  te  veel om hier  alle  te  vermelden  (1). 
 Bij  de naburen  der  Groningerlanders,  in  het  thans  geheetene  Friesland,  waren  
 in  1443  de  binnenlandsche  twisten  tot die hoogte  geklommen,  dát  zij  een  
 allerakeligst  tooneel  van  moorden,  brandstichtingen,  rooverijen,  en  wat  dies  
 meer  is,  opleverden;  waarom,  tot  derzelver  verdere  vermijding,  eerst  die  van  
 Oostbroeksterland  een  verbond  met  Groningen  sloten,  en  daama  verscheidene  
 Edelen  in  Oostergo zieh  vereenigden,  om  alle  hunne verschillen,  sedert de  laatste  
 14  jaren ^  aan  der  Stads  uitspraak  over  te  geven  en  daartoe  gijzelaars  te  
 stellen.  Zulks  had  echter weinig voortgang  door  den  tegenstand  van  anderen,  
 die  of uit  eigen  belang,  of uit  ijverzucht  tegen Groningen,  daartoe  niet wilden  
 overgaan.  Dan  de  schrikbarende  verwarring,  die  niet  uit  konde  blijven,  be-  
 woog  evenwel  de  gemoederen  om  aan  de  inspraak  van  vredelievende  mannen  
 zoo  veel gehoor  te  geven,  dat  men op eene  algemeene  vergadering  te  Leeuwar-  
 den het eens werd  over  de  voorwaarden  van  een verbond  met Groningen.  Het  
 zou  4 jaren  duren,  en kwam  hoofdzakelijk daarop  neder,  dat  men  zieh  van  de  
 'Vonnissen  der  achttien  (2)  binnen  8  dagén  beroepen  konde  op  de  Warf,  die  
 daartoe  jaarlijks  door  de  bondgenooten  te  Groningen  zoude  gehouden  worden; 
 (1)  Men  zie  ze onder  anderen,  in  den  Tegenw.  Staat,  bl.  159  en  160. 
 <  (2)  De  Tegenw.  Staat  zegt dat deze  Achttienraannen  anders  reeds  in  Oostergo  een  be-  
 röepingshof  (Hof  van  Appel)  uitmaakten  van  vonnissen,  door  de  gewone  regters  geveld.