
 
        
         
		de  verbinding van  een  aantal  edelen  uit  de  Ommelanden  en  het  Oldambt,  en  
 de  opdragt dezer  landen  aan  den  Hertog  Albert  van  Beijeren,  de  woede  der  
 Sehieringers meer gaande gemaakt.  :Men besloot  zelfs  onder  hen ,  om de  hoofd-  
 lingen  en  edelem dier  partij  te verdrijven  en  z q o   noodzaakte men  dan  onderschei-  
 dene  aanziemlijken  hetl land  te  verlaten.  Deze  begaven  zieh  naar Utrecht  en  
 zöchten  den' Bisschop  Frederik  van  Blankenheim,  die  met  Hertog  Albert  ver-  
 zoend  was,  tot  hulp  aan  tegen  de  Groningers,  door  welke jsij  inzonderheid  
 waren  verdreven.  Hierap zond  deze Vorst-Bisschop  zijnen broeder  naar, Groningen, 
   die  van  burgemeesteren  en  raad  der  stad  begeerde,  dat  zij  de  verbannene  
 en  uitgewekene  Vetkoopers  wederom  zouden  inlaten  en  in  hun  geheel  herstel-  
 len,  en  tevens  aan  den  Bisschop  ternggeven  het  schoutambt  in  en  buiten  de  
 stad,  hetgeen  zij  zieh  tegen  regt  aanmatigden.  Doch  de  bondgenooten  uit  de  
 landschappen  waren  inzonderheid  tegen  alle  toegeefhjkheid,  .Men  antwoordde  
 derhalve,  dat men  de  verdrevenen  niet  weder  inlaten  konde,  dewijl  zij- verra-  
 ders van  het  vaderland waren,  endat  de  stad  het,,schoutambt met  alle  regt  be-  
 zat.  terwijl  men  tevens  verzocht  dat  de  Vorst-Bisschop  hei'onlangs  gemaakte  
 verbond  niet  wilde  verbreken  en  der  stad  geen  leed  mögt  doen, 
 :  Na^pt.^eroveren  van  het  kasteel,;te  Sauwerd  in  1400,  waarvan  wij  boven  
 bl,  305 rieeds melding,gemaakt  hebben,  hitsten  de  Onsta’s  den  Vorst-Bisschop  
 yan  Utrecht,  dien  ze  als hunnen  leenheer  erkenden,  ep  aan.  wien  ze  eene  aan-  
 merkelijke  som  .gelds  ter  hand  stelden,  tegen  de  Stad  Groningen  op,  ter-  
 wijl ,ze  hem  smeekten  die  Stad te gaan belegeren.  De  Bisschop  bragt  dan  ook  
 zijne krijgsmagt  derw^arts,  doch  rigtte  deze  keer  niet  veel uit,  behalve dat  hij  
 Groningen  benaauwde,,.door,het  aanleggen  van  het  blokhuis  Blankeweer,  voor-  
 zien, met  2  landweren  te Noordlaren, waarop  hij  eene  sterke  bezetting  legde.  . 
 Tijdens  deze  belegering geraakten  twee aanzieplijke burgers  der stad bij  eenen  
 uitval .in  ’s Bisschops  handen.  De  een  kwam  vrij  met  de  betaling  van  eenige  
 honderden oude Fransche  Schilden,  welke  zijn  schoonvader  Jargen  Coppes  van  
 Staveren  voor  hem  leverde,  doch  de  andere,  Johan  ten  Hove,  moest  afstand  
 doen  van  het derde.deel yan  het  geregt  van Selwerd, waarmede hij in  1392 met  
 zijnen  broeder Godevaart was beleend. — Dit zelfde jaar 1400 was merkwaardig,  
 daar  de  peat,  naar men  zegt,  in  deze  dagen  een  derde  gedeelte  der menschen 
 verslond; de geneeskunde stond toen ook in deze streken nog op eenen lagen trap. 
 In  het  daarop  volgende jaar  1401  werd  er,  ten  einde  den Utrechtschen Bisschop  
 te kunnen  wederstaan,  een  verdrag  gesloten  tusschen  den  Munsterschen  
 Bisschop  en  de  Sehieringers  van Groningen ,  Hunsego,  Bivelgo, Oldambt , enz.,  
 waarbij  eerstgemelde  zieh  voor  2000  aan  hem  verstrekt  wordende  gouden  
 Schilden verbond  om  aan  de  laatsten  vrije  handel  en  verkeer,  benevens bescher-  
 ming en. tevens  zijne gunst ,  te  verleenpn.  Zoo  lang  de  oorlog met  den  Utrechtschen  
 Bisschop  duurde,  zoude hij  niets  tegen  hem  mögen  ondernemen,  tenzij  
 hij  deze  som  had  teruggegeven  (1).;  Vooral  bij  de  reeds  zoo  dikwerf  vermelde  
 inlandsche  partijschappen moet men  niet  over  het  hoofd  ziem,  dat zij  van  
 buiten werden  aangehitst  en  ondersteund ,  naar gelang  de  staatkundige  inzigten  
 zulks medebragten.  De  Bisschoppen  van  Utrecht  en  van  Munster,  de  Graaf  
 van Holland  en  niet minder  de  Hanzesteden  aan  de  Oostzee,'  lieten  zieh  in  die  
 partijschappen  openlijk  zien. 
 Döor  het  verbond met  den  Bisschop  van Munster  alzoo  versterkt  en  bemoe-  
 digd,  verzuimde  men  in  Groningen  niet  lang  om  de  voornaamste  Vetkoopers  
 de  uitgestelde wraak  te  doen  gevoelen. ■  Ben  groote  hoop  der  stadsjeugd,  ver-  
 eenigd met  vele  Ommelanders,  deed  den  eelsten  aanval  op  de  huizen  der  Heeren  
 Snelger  te  Appingedam;  later  op  het  slot  van  Bipperda  te  Barmsum,  al-  
 waar  de  zaak  eerst  niet  gelukte  en  men  eenen  geweldigen  wederstand  onder-  
 vond,  doordien  er  eene  bezetting  van  verscheidene  honderde  zeeroovers  aan-  
 wezig  was,  die  men  aldaar  heimelijk  ingebragt  had;  maar  nadat  de  aanvallers  
 zieh  te Appingedam  van  het  noodige  tot  een  geregeld  beleg  voorzien hadden,  
 dwongeii  zij  weldra het  slot  tot  de  overgave,  waarbij  zij  echter  zoo  wreed waren  
 van de  pvergeblevene  verdedigers te  verdrinken.  Het slot zelf werd gesiecht,  
 en  Hajo Addinge  van  Westerwolde,  Heer  van  Wedde,  bij  deze  gelegenheid  
 gevangen  genomen, werd  te  Groningen  gevangen  gezet.  Te  Termunten  werd  
 het  huis  van HouwCrda, te Oosterbroek  dat  van Gockinga vermeid.  De  laatste  
 was  ongetwijfeld  de  magtigste Heer  van het Oldambt  en  de  Groningers hielden  
 de  vernietiging van  zijn  kasteel  voor  zoo  belangrijk,  dat  zij den  veijaardag  daar- 
 (1)  D s i e s s e n ,  Mon.  Gron.  TV,  832,  833.