waren er in Groningen niet minder dan 273 bierbrouwerijen. Nemen wij. nu
aan dät er in ieder van deze slechts B buisvaders werkzaam waren, een gétál
dát stellig niet te groot is , zoo maakt zulks een getal van 1365:} en .ieder huis-
gezin doöreen op 5 personen gerekend, zoo gaven de brouwerijen , brood aan
6,80Ó personen, niet gerekend de kuipers, schuitevoerders,* vrachtrijders, enz.
en hoe vele andere menschen niet , die met de brouwersnering in verband stasn,
als de éigenaars,'verhuurders van en de werkliedén in de graanpakhuizen, de
verkoopers en tappers in het groot*en klein; .'enz. enz: zoodat men l e t getal van
6 ,8 0 0 , misschien... wel öp",9 à -10,000 mag brengen. Welk een onderscheid
met onze dagenl' Andere tijden andere zedenl
De grobte bloei van een’ ziob belangrijken tak van nijvérheid bragt er * de stads-
regering to e , om die bijzonder te begünstigen.. De stadsbierbrouwefs hadden het
uitsluitend vöorregt, om bier te brouwèn * en dat oyeral in da Ommelanden
ten verkoop te zenden. Aàn de Ommelanders wàs de uitoefening van dit winst-
gevend bedrijf verboden, naipelijk om er van te verkoopen, zoo wel bij.de tap-
maat als in vaten.
Behalve sommige andere gilden, was de woHénkousenweverij toen inede zeer
belängrijk, en is dat* ongeveer tot op onze dagen gebleveh. Deze werkte zeér
günstig op het dèbiet der gewestelijke WoL, deed !de: schapenfokkerij toénemèn
en hielp eene oVergroOte menigte der schaméle geméente aan den kóst. Nog
in de eerste jären der 19ö eeúw waren de Groningsche kousen in Holland be-
roemd.
De gilden waren de kern der burgerij en kondén derhalve ook veèl invloed
op het stadsbesitüur uitoefenen. In het algemeen kan men .die vereenigingen
beschöuwen als het hoofdbestánddeel der stadsregering, daar zij aangelegene za-
ken söms döordreven,: of de uitvoering er van verhinderden. Nadat een aantal
faïnilîeri; die door de gilden tot aanzien gekómen waren (de* aristokratie), zieh
aan het dadelijk behandelen van koopmanszakën bnttrokken had; gelijk men
zegt, van hunne renten leefden en als het ware eene nieuwe, vroeger onbekende,
käste in de Gróningsche stadsmaatschappij (gelijk ook elders) had doen ontstaan;
verloren de gilden bij de nieuwe staatsregeling van 1594 hnnnen invloed op het
bestuur bijna geheel. Eindelijk werden op het einde der 1 8e eeuw de gilden
ontbonden , en de weg voor vrije mededinging geopend; deze laatste gegrond
op een beter beginsel van staatshuishoudkunde.
De bloei der stad Groningen lokte .van heindß en verre bewoners derwaarts ,
daar men er ligt een bestaan konde vinden, zoodat er zieh spoedig vele vreem-
delingen vestigden, *t welk een oud versje dus uitdrukte:
Groningen is een söete dal,
Die daer komen blijveh daer al (1).»
Inwendig sterk door eene nijvere, bloeijende en talrijke burgerij, die de stad
reeds tot zekeren trap van bloei opvoerde,,en uitwendig door Verbünden met
magtige .yorsten en landstreken geschraagd, brpidde zij hare betrekkingen voor
handel en zeevaart nog steeds mesr u it, en trad weldra als stad van aanzien
en magt te*voorschijn. Yolgens sommigen was zij reeds in 1284 deelgenoot van
het magtige Hanseverbond, althans zeker in .1,370. Groningen had toen han-
delsbetrekkingen in de Oostzeelanden, op de naburige kusten der Noordzee,
met Spanje te Brugge en in algelegene binnenlanden.
De magt en grootheid van de stad Groningen werd echter: vppr ^ e landsjreek
zelf een kwaad; een last, drukkende door oppermagt,. doprjheerschzucht bestan
d . Als ’t magtigste lid van het staatsügehaam van dit .{Jewest, aloten de
Ommelanden •, Friesland en andere landen verbunden met haar, Deze overcen-
komsten strekten zoowel tot uitbreiding en beyoorregten van, den, pandel, alster
bevordering van rust en veiligheid. Door dit een en ander klom de magt van
Groningen steeds meerten meer, en bereikte vooral door het, stapelregt, in de
laatste helft der 15e eeuw, den hoogsten trap. De overheerschende magt der
stad leidde er namelijk toe om de Ommelanden aan Groningen cijnsbaar te ma-
ken en stelde het Stapelregt in. Zien wij dit eens van naderbij, omdat het groo-
tendeels tot dit tijdvak behoort. Het was niet alleen de stad Groningen, die
handel dreef, ook de Ommelanden verzonden hunne voortbrengselen naar bui-
tenslands.
De Ommelanden hadden reeds in de 13® eeuw met de Oostzee-proVincien
(1) D u k f .m a t. a . pl. bl. 259.