
plaolcen op enen sulcken yeger eñ| seas Groniger placken op alsnlcken vleger off zwart
statt eñ dair nae cleyne gelt nae syner weerde: Yoirt syn wy stede vorscreuen auerkoeme
dat wy in onsen steden es bewynden uerbiede sullen dat nymät jn onsen steden off be-
wynden wonende buyten den Stiebte op eiligen anderen Mttthen lenen sali noch doen
lenén golt noch siluer by eener pene van hondert olde schilde soe ducke dat gheschede.
Qick dat nymant bynne onsen steden efi bewynden copen noob vetkoepen sali anders dan
by dessen pamenthe vorscreuen by verluys des guets en thien golden guide payments vorscreuen,
Tot behoeff der stad dair jnne dat gebreck geschede. Oick salmen verbieden
alle hegge mttthen efi Yriesche gelden golt en siluer voir ghien gelt bynnen onsen steden
efi bewynden van Deuenter, Campen en Swolle dair omelangx gelegen the ontfangen,
Mer alle ande hen eñ steden gelden salmen setten op syn weerde nae beloep des payments
vorscreuen. Yoirt sullen wy stéde vorscreuen een ygelick synen mutmeister anne-,
men desse vorscreuen penynge als vorscreuen is te mñthen op den ketell jn den sy ge-
brecklick daer jnne bevunden wurden En op dat desse vorscreuen ordinäcie jn weerden
en stanthafftich blyuen mach Sullen wy steden vorscreuen Jairlix eñ alle jam tot alien
vier quatertemper onse vrunde by malckanderen voegen en hebfl tot Wyndesum jnt'Cloester
op den saterdach vanden quatertemper vorscreuen mytten bnssen en penyngen, die the
doen ondersueken ter stede dair dat best dienen sail, op dat die penynge by oerren weerde
moege blyue, vytgeseget die vB Gronyngen want die veer geseten synt sullen wy andere
steden vorscreuen Deuenter, Campe en Swolle moegen doen verscrynen dair by the koemen
wanneer ons dat belieuen sail en van noeden dunckt syn. Ende Allet dat vorscreuen is
hebn wy steden vorscreuen eendrachtliken auergegeuen eñ gesloeten to achtervolligen te
holden en te vulle treckende Ewelicken durende, Ten weer saeke dat wy samentlicken en
eenpairtlicken myt malckandefl nae verloep der tyt anders attquemen. Eñ offt saeke
wee dat ymant van ons steden jn desser ordinaneie eñ Aukoemynge gebrecklick gevonden
wurde dat got verbieden moet die sail gebraeken hebfl hondert Marck fyns tsiluers tot behoeff
der andere steden vorscreuen die hyr jnne nyet gebrecklick beuonden en wurde. Ende
sullen rn.lek.ndsn alsulcke versehenen pene helpen jnmanen tronweliken vytwynnen eñ
voirtan dit vorscreuen helpen corrigien en bystant doen nymBt dair jnne tho verschonen.
Te verstaene die stede die jn den gebreken desser attkomenge vorscreuen bevonden wurde
jn der penen vorscreuen. Eñ die Mstmeisters jn den lyue sonder enich wederseggen off
wederstant dair jnne te doen offte late gescheen op die voirscreuen pene van hondert marck
fyns tsiluers. . Ende alle dinghe sonder Argelist Oirkunde der waerheit efl want ons dyt
vorscreuen alsoe allen belieft. Soe hebben wy vyer steden vorscreuen Deuenter Campen
Swolle eff Gronlgen onse Segelen samentliken eñ witliken An dessen brieff doen hangen.
Gegeuen in t jaer ones heren duysent vierhundert achtentachtentich jn profesto symonis et
jude Apostplorum sanctorum.
Naar den oorspronkelijken Erancijneu en bezegelden bnef in de
Archiven der stad Groningen.
Yan de vier aan dezen brief gehechte zegels is dat van
Deventer geheel weg, en dat van Campen voor de helft, doch
die van Zwol en Groningen zijn geheel gaaf.
In 1482 was de hooge en sierlijke toren der St. Maartenskerk, die vele jaren
onder handen was geweest, voltooid geworden.
Grootsch was het voomemen, met welks uitvoering men mede m dat jaar
eenen aanvang nam, om de Eems door een kanaal van Hede längs Belhngwolde
in den Dollard te leiden, en alzoo, in plaats van de Emders, et voor ee van
dien stroom te genieten. Men kwam in 1483 met de Munsterseben, die des-
tijdszeer op Emden gebeten waren, overeen wegens de verdeebng der kosten,
alsmede over den aanleg; doeb natuurlijke beletselen, die zicb ppdeden, en
welke in die dagen onoverkomelijke zwarigheden daarstelden, hebben et wer
weldra doen staken, dat, boewel men er later emstig weder over dacht, toch
nimmer is voortgezet geworden.
Ten jare 1484 werd bet vroeger aangegane voor Groningen zoo belangnjk
verbond met Smallingerland niet alleen voor altijd vemieuwd, maar zelfs ver-
meerderd naar den voet van het Opsterlandsche, ..
Yeel leden Groningsche kooplieden ten jare 1487 door de zeeroovenjen van
Oostfriesche Heeren, en niet alleen Groningsche, maar ook alle naburige Dmt-
sche, inzonderbeid Bremen; daarom hield men in het volgende jaar m die stad
eene algemeene bijeenkomst, op welke een verbond van onderlinge hulp gedu-
rende 10 jaren tagen de zeerooverijen der Oostfriezen getroffen werd. Deze
bijeenkomst bad zoo veel vrees onder laatstgemelden verwekt, dat zrj bmme
gezanten derwaarts zonden, die, boewel eerst na bet sluiten van ’t v.erbond
aangekomen, nogtans een bestand voor een jaar wisten nit te werken. Ten jare
1489 werd echter de twist geheel bijgelegd, eerst door een afzonderlijken std-
atand tusschen de onzen en de Oostfriezen, en kort daaxop door een vast
vredesverdrag. , 55 *