
 
        
         
		»1057  deft  dood  door  de  hand  van  Otto,  stiefbreeder  van  den  vroeger  over-  
 //leden  Willem,  Markgraaf  der  Noord-Saksische  mark.  Deze,  uit  eene  ver-  
 » banning  teruggekeerd,  maakte  aanspraak  op  dit  Markgraafschap,  waarep  de  
 » misnoegde  Saksers  hem  tot  opperhoofd  verkozen,  en  zwoeren,  den  jongen  
 » Koning  Hendrik  IV  uit  den  weg  te  zullen  ruimen.  Zoodra het hof van dezen  
 »laatsten  hiervan  tijding  had  bekomen,  besloot  hetzelve den  opstand,  door eene  
 » volksvergadering  te  Merseburg,  te  voorkomen..  Terwijl  nu  talrijke  scharen  
 »daar  heen  trokken ,  wilde  het  toeval,  dat  Graaf  Bruno  III  en  zijn  breeder  
 » Egbert  I  dezen  Otto  in  Junij  1057  bij  het  dorp  Nienthorp,  bij  de  xivier  de  
 » Sale  (fluvius  Salica),  ontmoetten.  Terstond  snelden  Bruno  en  Otto,  door  
 fftoorn  vervoerd,  op  elkander  aan,  en  de  sehok  was  zòo  hevig,  dat  zij  beiden  
 »doodelijk  gewond  van  hunne  paarden  stortten,  op  welk  gezigt  Egbert ,  hoe-  
 » wel  zelf  ook  reeds  zwaar  gewond, met zoodanige  woede  streed,  dat  hij  Bern-  
 »hard,  des  Graven  Otto’s  zoon,  een  jongeling,  doodde  en  de  overigen  op  de  
 «vlugt  joeg  (1).» 
 Bruno  III  schijnt  niet  gehuwd  geweest  te  zijn,  althans  hij  heeft  geene  kin-  
 deren  nagelaten;  zóodat  Egbert  I  ,  zijn  breeder,  hem  opvolgde.  . 
 Beschouwen  wij  thans  Bruno’s  munten,  in  Eriesland  geslageh,  die  wij  op  
 onze  Plaat  I  hebben  afgebeeld.  Vooraf  echter  hèt  een  en  ander  over  de  vroe-  
 gere  attributie  dezer  munten. 
 Men  vond  ze. of  vermeld  of verkeerdelijk  beschreven  en  afgebeeld  bij  v o ig t  ,  
 m a d e r ,   Be c k e r   en  GÖTZ,  welke  vreemdelingen  er  volstrekt  niet  mede  te  regt  
 konden,  hoewel  de  laatste  toch  eindelijk  op  het  spoor  geraakte,  dat  verder  door  
 th om s en   en  d ir k s   betreden  (2)  tot.  de  ontdekking  geleidde. 
 V oigt  las,  blijkens  zijne  Numismata  Germaniae  medii  aevi,  p.  19,  N°  10,  
 op  een mùntje  uit  het  KeizerlijkKabinet te Weenen,  verkeerdelijk VGA DOCC  
 in  plaats  van  DOGO VGA. 
 (1)  Annalista  Saxo  ad  annum  105 7 ,  1.  1.  p.  489.  Lamb.  Schafnaburgensis,  1.  ,1.  I,r  
 p.  164.  Pfister,  1  1.  I I ,.p .  199. 
 (2)  Yolgens  de  vrijo  Fries,  P.  I l l :   bl.  00  root,  vestigde  de  Heer  Mr.  A.  deketh  te  
 ’s Gravenhage,  bij  de  toezending  der  afteelcening  van  de  Dokkumsche  Bruno-mnnt  fiit  het  
 JConinklijk  Kabinet  aldaar,  het  eerst  de  aandaoht  van  den  Heer  dirk s   op  Bruno  III. 
 Wij  gaan  hier  voorbij  hetgeen  götz  zegt  in  zijne  Beiträge  zum  Groschen-Ka-  
 binet,  Th.  I I ,  S.  394,  waar  hij  een muntje met  BRVN  beschrijft,  om  te  vermelden  
 hoe  weinig  de  groote  muntkenner  J o s e p h   von  m a d e r   er  in  is  mögen  
 slagen  deze  muntsoort  juist  te  bepalen.  In  zijne  Britische  Beiträge  zur Münzkunde  
 des MittelßUers,  Prag  1811,  8°,  Theil V,  vindt men  op bl.  45—47:  
 »Mit  seinem  Nahmen»  [van  Keizer  Hendrik,  dien  m a d e r   echter  verkeerdelijk  
 Hendrik VI  noemt]) » allein finde ich nirgends  eine hierher gehörige Münze  
 angeführt.  Vielleicht'füllet  folgende  diese  Lücke  aus.  HENRICUS.  E.  H.»  
 [•Wij  kunnen  niet  denken,  dat  deze  beide  laatste  lettersi  door  den  overigens  
 steeds  zoo  naauwkeurigen  m a d e r   goed  gelezen  zijn]  »Rev.  BRVN,  Umher  in  
 zwey  halben  Zirkeln:  AGGVDOCC  (13  Gr.).  Voigt  in  seinen  Ah)».  Germ,  
 med.  aevi,  p.  19,  N"  10,  beschreibt  aus  dem  Kaiser!  Kabinete,  wie  es  scheinet, 
   die  nehmliche' Münze,  liest  aber  darauf :  HENRICUS  REX.  Rv.  HRYN.  
 VGADOCC.  Ein  Sammler  meinte,  auf  vorliegendem  Stücke:  AuGusta  Vin-  
 DeliCOrum  und  im  Felde  den  Bischof BRVNO,  Kaiser  Heinrichs  II  Bruder,  
 zu  entdecken.  Allein  die Münze  ist  zu  nett,  zu  schon,  und  sieht  gar  nicht  zu  
 den  sicheren  Münzen  aus  dieser  Zeit  Und  Gegend.  Und  auf  einen  anderen  
 sonst  ganz  gleichen  Münze  steht  nach  Herrn  Götz  (Beiträge  zum  Groschen-Ka-  
 binet,  1810,  S.  394-,  N”  '3315)  HENRIGVS . DE  Rv.  BRVN. ABEOVAIT.  
 (Ich  glaube  auf eben  derselben  zu  lesen:  HENRICVS . IE  . Rv.—VAITAREO.)  
 Er  denkt  sie  vor  der  Hand  K.  Heinrich  1  zu:  wo  sie  dann  die  älteste  bisher  
 bekannte Sächsische Münze  seyn würde.  Es  scheint also,  dass  der Verf. BRVNs-  
 vicensis.  oder  De . BRVNawe.  lesen  möchte.  Allein  man  nannte  diesen  Heinrich  
 wohl  den  Sachser,  aber  nicht  den  Braunschweiger.  Auf den Münzen  jener  
 Zeit  ist  überhaupt  dergleichen  Beynahme  nicht  zu  vermuthen.  Und  wenn  man  
 irgendwo  in  Sachsen  damals  gemünzet  hat,  so  prägte  man  gewiss  noch  nicht  so  
 nett.  Ich  versuohe  es  zu  lesen:  Imp.  Bdectus  (auf  dem  ändern  Stücke  ist  I  
 und  M  zusammengezogen,  und  wie  H  gebildet,  wie  das  oft  vorkömmt,  und  
 Wect  vorgesetzt:)  Also  K.  Heinrich  VI.  welcher  diesen  Titel  geführt  hat.  Im  
 Felde:  BRVNÄaiK»?;  Von  K.  Friedrich  II  ist  es  gewiss,  dass  er  zu  Brindisi  
 eine  Münze  hatte.  Der  Stil  der  Münze  scheint  zu  diesem  Zeitalter  und  
 zu  Italienischer  Abkunft  sehr  gut  zu  passen.  Zwar  ist  auf der zuvor beschrie