
 
        
         
		en  daarna  worden  ze  zoo veel mogelijk tegen  zeeroovers  beveiligd.  De  aanleg  
 van  kunstwegen  en  kanalen  vindt  eerst plaats  bij  een welgeordend  en  beschaafd  
 maatschappelijk  leven.  In  Friesland  beguristigden  de  veelvuldige  meeren  en  
 rivieren  e’en  gemakkelijk verkeer  voor  den  handel,  zoodat  landwegen  daar  in  de  
 eerste  eeuwen onnoodig  en ook  zeer moeijelijk  daar  te  stellen waren.  De  landwegen, 
   voor  den  handel  aangelegd  of  afgebakend,  komen  in  de  Groningsche  
 oorden  echter  eerst  in  het  volgende  tijdvak  voor  (1). 
 Het  toenemen  van  den  handel,  benevens  de  venneerdering van  handelsarti-  
 kelen,  veronderstelt  ook  het  toenemen van  handwerken.  Van Groningen worden  
 daarvan  wel  geene  berigten  aangetroffen,  schoon  men  het  linnenweven  er  
 in  dit  tijdvak  wel  met  zekerheid  mag  veronderstellen.  In  Friesland  komen  
 daarvan  berigten  voor;  maar  de  Geschiedenis  van  de  eerste  eeuwen  van  die  
 Provincie  is  ook  veel  rijker  aan  berigten,  dan  die van  Groningen.  Het  weven  
 ^an  het  zoo beroemde  Fries of Freswn,  dat  sommigen  tot  de  Fnezen  brengen,  
 komt  alleen  voor  in  de wetten  der Anglen  en  Werners,  welke  volken,  volgens  
 den  Heer  s t r a t in g h  ,  niet  tot  ons  land  behooren  (2). 
 Het  landhuishoudelijk  bedrijf  levert  mede  sporen  op  van  eenige  vorderingen. 
 huizen  of paleizfin  (yillae)  is  er  een  in  het  voormalig  Drenthe  aan  te  wijzen,  en  wel  te  
 Groningen. 
 Letten de  op  den  rondbogenstijl,  de kleine  vensfcers,  de  crypte,  het  zamenstel  uit  groote  
 blokken  tnfsteen,  en  de verdere bonwknndige details  van de St. Walburgskerk te Groningen  
 (de  afbeeldingen op  de ondste zegels,  voorkomende  bij  d i e s t   l o r g i o n  ,  Gesch.  Beschrijvmg  
 van  Groningen, tegenover bl.  64, hondt  de Heer  s t r a t i n g h   voor  die  van  de  St. Maartens-,  
 kerk), twijfelen wij er geen oogenblik  aan, of deze kerk, die wegens ouderdom in 1611  reeds  
 moest afgebroken worden, is de kapel, zoo niet  de eenige kerk in  de villa Graoninga geweest.  
 Zij was,  als het  wäre, later het  centrale  punt  van  v'erdediging  (daar  ze  ook  als  vesting ge-  
 brnikt werd)  van het  geheele  gewest Groningen,  tijdens  de  strooptogten  der  Noormannen. 
 Misschien  werd  in  de  tijden  van  Karel  den  Grooten  in  deze  villa  of dit palativm  ook  
 de  palatina  moneta  geslagen,  waarvan  zelfs  in  onze  dagen  nog  wel eens stnkken  in Friesland  
 gevonden  zijn  geworden. 
 (1)  Dijk em a,  in  zijne Proeve van eene Geschiedenis  der Xandhuishonding  en Beschaving  
 in  Groningen,  bl.  59. 
 (2)  Äloude  Staat,  I I ,  I ,  bl.  169. 
 Groot  zijn  die  echter niet;  ze  zijn nog  beperkt.  Gedurende  dit  tijdvak  had  de  
 krijg  de  landlieden  aan  den  akkerarbeid onttrokken.  Die  tooneelen  van  geweld  
 hadden  verwoesting  verspreid,  en  het  vreedzame landbedrijf,  nog  eerst  in  den  
 hulpbehoevenden  kindschen  staat,  moet  toen  zeer  verwaarloosd  zijn.  Karel  
 Martel bragt in  734  den  krijg in  het hart  van  Friesland  over  (1);  anders werd  
 de  oorlog meestal  op  de  grenzen  gevoerd.  4  Dadelijke verwoesting bragt die alzoo  
 in  het  tegenwoordig  geheeten  Friesland  en  Groningen  minder  aan,  maar  de  
 gevolgen  waren  voor  den  landbouw  desniettemin  rampspoedig,  doordien  de  in-  
 gezetenen  in  den  krijg  deelden. 
 In  tijden  van  vrede  moet  men  zieh  nu  al  meer  en  meer  op  veeteelt  en  ak-  
 kerbouw  toegelegd  hebben. 
 Volgens  de  Friesche  kronijken  zijn  er  in  Friesland  in  de  6e tot  de  7®  eeuw  
 vele  wieren  opgeworpen,  tijdens  de'regering  van  Koning  Adgillus;  sommigen  
 (zie  d ijk em a ,  bl.  91  noot)  spreken  reeds van  dijken,  doch  dit zullen  dan wel  
 zomerdijken  geweest  zijn.  Op  het  einde  der  8®  en  het begin  der  9e  eeuw,  na  
 de  zware  overstrooming  van  het  jaar  796,  zijn  er  weder  vele  opgeworpen. 
 Buiten  die  wieren  heeft  er  op  de  kleistreken  bijna  geene  teelt van  winter-  
 gewassen  kunnen  plaats  hebben.  De wieren  zijn  de  kweekscholen  geweest  voor  
 de teelt van wintergewassen.  Deze  wieren  zijn  alzoo  het  eerst  bewoond geworden, 
   en  hebben  den  grondslag  gelegd  van  een  aantal dorpen.  Van  daar,  dat  
 de  meeste  oude  dorpen  in  Groningen  op wieren  gebouwd  zijn.  De  landerijen  
 waren  toeri  al  verdeeld,  en  werden  alzoo  niet  meer bij  beurtwisseling,  als  in  
 den  Germaanschen  tijd,  gebruikt.  Zij  zullen  in  het  algemeen  eene  zamenhan-  
 gende  uitgestrektheid  uitgemaakt  hebben,  die  door grensteekenen (marken, merken) 
   waren  aangeduid.  Het  land  ging  bij  de  naburen  der  Friezen  ook  bij  
 erfenis  over,  en  de  zoon  erfde  het  land,  de  slaven,  het geld  (2)  en het  krijgs-  
 gewaad.  Wij  mögen hieruit  afleiden,  dät  aan  het vaderlijk  erf nu  al wat  meer  
 zorg  en belangstelling  zal  zijn te  beurt gevallen,  dan  vroeger,  toen  het  land van  
 den  een*  op  den  ander  overging.  Uit  de oudste giftbrieven  schijnt te  blijken, 
 (1)  Zie  hierboven  bl.  5. 
 (2)  Dit  echter  eerst  in  latere  tijden,  wat  nationale munten  betreft.