
 
        
         
		» schonken,  bevestigt van  een  no jus  quod a Karolo  Fege deterratum  (sic)  est,  eis  
 »// (Stauriensihus)  est  insiifutum  et  ab  ipsius  loci probatissimis  est  decretum  et  
 nu inventum.»»  Veel,  het is waar,. kennen de middeleeuwen aan Karel den Groo-  
 II ten, als  door  hem  daargesteld,  toe,  wat  niet aan hem toegeschreven moet  wor-  
 „ den  (1);  doch  in  een  stuk,  dat  sleehts  ruim twee  en  een  halve  eeuw  na  zijn  
 » afsterven  (814—1079)  -werd  opgesteld,  en  in  1118,  dus  pas  drie  eeuwen  na  
 n zijnen  dood  bevestigd,  zulks  reeds  vermeld  te  zien, blijft  zeer opmerkelijk.  In  
 a dit  tijdvak  (814—1118)  komt  dan  ook  Staveren voor.  In  991  verwoesten het  
 // de Noormannen.  In  1039  en vroeger is het de hoofdplaats van het  Graafschap  
 » Staveren,  eene  inrigting  die  moet  dagteekenen  van  den  tijd  van  Karel  den  
 »Grooten  af,  die  de  Duces,  Hertogen,  en  dus  ook  de Hertogdommen  afschafte.  
 «Tusschen  1039  en  1056  slaat  Bruno  III  binnen  Staveren  zilveren munt,  en  
 «zijn  neef  Egbert  II  volgt,  omstreeks  1079,  dit  voorbeeld.  In  1118  is  Sta-  
 «veren,  blijkens  het  aangehaald  Charter,  in  het  bezit  van  een  eigen  bestmr,  
 «enz.  Dit  alles  doet  ons  met  eenigen  grond  van  zekerheid  denken,  dat  de  
 « Friezen,  aan  de Noordzee-kusten  wonende,  en  in  het bijzonder de Stavenaars,  
 «als  inwoners  eener  reeds  door  handel  zieh  verheffende  plek,  door  Karel  den  
 »Grooten  als  de  voormuur-van  zijn  Rijk  tegen  de  invallen  der Noormannen  
 »zullen  beschouwd,  en  uit  dien  hopfde met  eenige  vöorregten  begiftigd  zijn.» 
 Hòe  de  zaak der  te  Staveren  door  Karel  den  Grooten  dan,  volgens  de  over-  
 levering,  gevestigde  Munt  zieh möge  toegedragen  hebben;  dit  is  zeker,  dat  zij  
 waarschijnhjk,  zoo  ze  bestaan  heeft,  weinig  zal  hebben  gewerkt,  aangezien  er  
 niet een enkel van Karel den Grooten overig muntstukje,  met  eenigen  grond,  aan  
 Staveren  toegeschreven  kan  worden. 
 De  munt  van  Rauwerd  (?),  zoo  dadelijk  te  beschrijven,  is  misschien  de  
 eenige  bekende  zuiver  Friesche  munt  nit  het  einde  der  veertiende  of het  begin  
 van °de  vijftiende  eeuw.  Wel  komen  er munten  der  Hollandsche  Graven  voor 
 (1)  B.  v.  het  Veemgeiigt.  Zie  onze  Dissertatiti  de  Judicäs  Verniete,  Amstelodami  
 1835,  p.  U  seq. 
 met  de  vermelding  van  Friesland  bij  Henegouwen,  Holland  en  Zeeland,  maar  
 deze  zijn  geene  zuiver  Friesehe  munten. 
 Wij  kunnen  het,  gelijk wij  reeds  vroeger  (zie  boven  bl.  70)  opmerktén,  aan-  
 nemen,  dat  reeds  vóór  de  vervaardiging  van  deze  laatstbedoelde  munten  de  
 Hollandsche Graven,  sederi  dat Willem,  de  broeder  van  Graaf Dirk V II,  door  
 dezen,  gelijk  men  wii,  met  het  bestuur  van  Friesland  in  de  laatste  jaren  der  
 twaalfde  eeuw  belast  is  geworden,  —  hunne  muntspeciën  in  gemeld Gewest  
 gangbaar  zullen  verklaard  hebben. 
 De  eerste  mplding  van  het- woord  Friesland  op  de munten  der Hollandsche  
 Graven  vindt men  (even  als ook die van Zeeland)  onder het Henegouwsche Huis,  
 en wel  onder  Graaf Willem  I I I ,  die  van  1305—1337  over Henegouwen,  Holland, 
   Zeeland  en  Friesland  regeerde. 
 Alke mad K  geeft  ons  op  Pl.  XXSI  (na. erasmus  van  houwelinghen)  onder  
 N“  5  een  dubbele  groot  van  Henegouwen,  waarop  de  letters: 
 HW  ïjO  Z©  en  PR  
 -Voorkomen;  de  laatsten  zijn,  gelijk men  ziet,  de  eersten  van  het  woord  Frisia;  
 (doch  chalón  schrijft  deze  munt  aan  Graaf  Willem  IV  toe,  die  van  1334  
 1345  regeerde.  Hij  zegt  echter  op  zijne  bl.  59,  dat  de  schifting  der munten  
 zeer  moeijelijk  is.)  In  overeenstemming  met  alkemade  (Pl.  XXII,  N°  3)  
 geeft  chalón  (op Pl.  IX,  onder N1  6 5,  doch in  omtrek,  daar  deze munt hem  in  
 geene Verzameling  hoegenaamd meer  in  het  oorspronkeüjke  is  voorgekomen)  een  
 dubbele  groot,  te . Valenciennes  geslagen,  met  het  opschrift : 
 Guill’mus  Gomes  Eanon:  Eoli:  Zel.  ac  Dns  Frisie. 
 Onder  N"  66  deelt  de Heer  chalón  een  enkele groot  van  den  zelfden muntslag  
 mede,  waarop  het  opschrift  luidt: 
 GVHjIí'ÍDVS I G O iIîS S  îjTîYHK  : ÊjOLtli' ! 3SSR : WG D H S  i PRIJI©- 
 Van  de  Gravin  Margaretha  vinden  wij  bij  alkemade  geene munten  met  de  
 vermelding  van  Friesland,  doch  wel  bij  chalón,  Pl. X I, N“ 82.  Het omsehrift  
 van  den  dubbelen  groot  aldaar  luidt : 
 >£,  MWRGWRETW % CCOMITISW % IjWDOIS  
 terwijl  op  het  veld  der  munt  weder  gezien  worden  de  verkorte  woorden :  
 ïjW  ijO  ZE  PR.