
Prefekten, die het gebruikten, tot verschülende familiën behoorden. Er is
soms alleen verschil in den vorm of de versierselen van dat sohild en eenige
bijvoegselen. Zoo vindt men op het zegel van de Prefekten Ludolf en Bertold
van Groenenbeke nog drie rozen, twee boven en eene beneden den balk.
Zoo is op het zegel van den Prefekt Adolph van 1291 de balk niet alleen
diagonaal gestreept, als gewoonlijk, maar ook gestippeld in de ruitjes door
die strepen gevormd (1). Die versieringen en bijvoegselen blijken alzoo slechts
tijdelijk en persoonlijk te zijn, door de Prefekten aangenomen ter bijzondere
onderscheiding van elkanders zegelen. Zoo zullen de drie rozen op de zegels
van de Heeren van Gronenbeke denkelijk het geslachtswapen van deze Heeren
aanduiden. Dat gezegd wapen, het schild met den groenen balk, niet het fa-
miliewapen der Prefekten was, maar dat van hunne waardigheid, beaamt ook
Dr. o u d em a n volkomen.
Is het nu waar, gelijk het ontegenzeggelijk schijnt, dat het wapen op de
Prefekten-zegels het wapen was van hun ambt, wat ook het gewone Latijnsche
omschrift der zegels of hun titel van Praefectus in of de Groningen bevestigt,
zoo is niets natuurlijker dan bij gevolg dit wapen ook te houden voor het wapen
van het Praedium of de Heerlijkheid zelve, waarvan zij Prefekten waren,
en bijzonderlijk van den hoofdzetel van deze Heerlijkheid, het Huis of Hof te
Groningen, — zoo als zij aldaar zulk een Huis of Hof bezaten, en dat mis-
schien wel oorspronkelijk zoo geheeten was, — hetzij zij dat wapen daaraan
gegeven, hetzij daaraan ontleend hebben. Het wapen zelf Staat zigtbaar in
naauw verband met den naam van Groningen of Groeningen, Oruoninga in den
giftbrief [en Gruoninga op de munten], gelijk deze naam, naar men wil, weder
met de Ügging van de plaats te midden van groene landen, tusschen de
vivieren Hunse en Aa [zie ook boven bl. 305], zoo als vele wapens naar de
namen der personen en plaatsen gevormd zijn. Dr. o u d em a n meende verkeer-
delijk, dat de Prefekten dit wapen van de stad overgenomen zouden hebben
( s t r a t i n o h t. a. p. bl. 97).
Bij de nasporing omirent het gebruik van dit wapen (waarbij hem vooral de
(1) Dit zal wel aan eene speliug van den teekenaar toe te schrijven zijn. v. d. c .
Verhandeling over de Groningsche zegels en wapens en de Verzameling van
Charters bij den Heer h e i s e r van diepst waren) is Dr. s t r a t i n g h gebleken,
dat de stad van ouds, gelijk reeds sedert 1245 bekend is, alleen het af beeldsel
der St. Walburgs beter St. Martini- — kerk tot haar zegel, groot-, tegenen
geheim-zegel, . heeft gebezigd; maar dat zij yervolgens, bij dit gew,one zegel,
ook het wapenschild, alleen of met den arend, heeft gebruikt, aan zulke stuk-
ken, als Raadssententien, welke de hooge Jurisdictien aangaan, alsmede andere,
welke mede ¡tot dat ressort der hooge overheid kunnen gezegd worden te be-
hooren, terwijl het zegël met de kerk tevens verder, tot aan 1809, in zwang
bleef, voor de overige bürgerliche zähen en zulke, welke de stad in het gemeen
betroffen, of waarin de regering als hare Magistraat optrad. Ware op deze onderscheiding
beter gelet, men zoude niet zoo ligtvaardig uit" deze laatste hande-
lingen van de stad tot hare oppermagt in vroegere tijden besloten hebben.
De meeste zegels met het Groningsche wapen hebben geen randschrift ; enkele
alleen de letter G boven het wapen (1) ; eenige tenants, zijnde een arend aan
iedere zijde ; zij zijn van zeer ongelijke grootte en teekening. Het oudste, dat
Dr. s t r a t i n g h heeft ontmoet, is gedrukt op eene Raadssententie van 1512 en
niet grooter dan een stuiver. Het wapenschild is geplaatst op den staart van
den arend.
Hoewel in een Testament van 1664. het wapenschild met den balk het klein
zegel genoemd wordt, in tegenstelling van het groot zegel der stad aan dat stuk,
het af beeldsel der St. Walburgskerk, kan men toch niet alleen uit den inhoud
der schrifturen, maar ook daaruit den hoogen rang en oorsprong van dit wapen-
sehild afleiden, dat men dit, en niet het andere gewone zegelteeken der stad,
met den Pijksarend verbonden heeft. Zoo bevestigt dit ook nog die hooge be-
teekenis van dat wapen, dat het met het wapen der Ommelanden sedert ,1610
gediend heeft om het wapen vaii de Heerlijkheid der stad Groningen en Ogime-
landen en van de Hooge Justitiekamer, van wege die Heerlijkheid regt doende,
zattíen te stellen. Haar klein zegel (waarop van het Groningsche wapen alleen
(1) Men zie eenige hellers of bracteaten, die niets anders dan den dabbelen arend rnet
de G: hebben, . v. d . c.