
roerten, voerden die mede zoo hoog op. ’t Voorschieten van geld was toen weinig
meer dan eene loterij, op kansrekening gebouwd ; derhalve steeg of daalde
de intrest, in verbouding tot de mindere of meerdere zekerheid der kans. Dik-
wijls werd de noodlottige toestand nog verzwaard door inlandsohe onlusten,
waarbij men elkander met woeste wreedaardigheid bestookte (1).
Wenden wij thans onze blikken naar eene andere, de westzijde.
De waterstaat veranderde hier van rigting, zoo als het dijkwerk die beperkte.
De oude sporen van dijken, welke thans ver landwaarts in gelegen zij», waxen
toen de zeeweringen, of liever de Lauwersdijken. Sebaldeburen, oudtijds de
hoofdplaats van de 12 Karspelen van Langewold, alwaar sommige wetten van
Langewold zijn gegeven, schijnt niet ver van de Lauwerzee te hebben gelegen,
toen Langewold is bedijkt geworden, Welligt heeft haar water in een nog vroe-
ger tijdvak Sebaldeburen zelfs bespoeld (2). Nog ligt het dorp in hare nabij-
heid. Latere bedijkingen deden Yisvliet en Grijpskerk verrijzen, welke beide
dorpen meerendeels op oude dijken moeten gebouwd zijn (8). Het dijken en
verbeteren van den waterstaat werd dan met kracht doorgezet, waardoor een aan-
tal zijlvestenijen tot stand zijn gekomen, die nog heden ten dage meerendeels
in werking zijn. De toenemende aanslijkingen en het binnendijken bragten de
dijken meer binnenwaarts. Op den dijk van Langewold volgden die van Vis-
vliet, Grijpskerk en de Waarden. Dat wijzigde de plaatsing der zijlen en de in-
rigting der zijlvestenijen. De oudste Aduarderzijlbrief, tusschen den Abt en het
Convent van Aduard ter eenre en de Zijlvesten van Lieuwerdewolde, enz. ter
andere zijde, den 29 April 1318 opgemaakt, bewijst de oudheid van dat zijlvest.
De Aduarderzijl lost het water van eene groote uitgestrektheid landen. Het
grootste gedeelte van de noord-westelijke helling van Drenthe ontlast de wateren
van de maden, onlanden en moerassen van Peize, Roderwolde, enz, door de
Aduarderzijl. De oude dijksporen, in het oostelijke deel v a n ’t Westerkwartier
(1) P ijeeha, bl. 224.
(2) Zie de plaats bij d i j k z m a , bl. 229, die w z s tÉ w d o b p te regt wijat.
(3) Grijpskerk moet zijneo naam ontleend hebben aan zekeren n i c o l a a s g k u f , die
w a a r s c h ijn lijk in 't begin der 15e eeuw de kerk gesticbt heeft.
nog aanwezig, of slechts bij name bekend, wijzen de groote veranderingen aan,
welke ook in dat gedeelte van die landstreek hebben plaats gehad.
De Hunse had in oude tijden een anderen loop dan thans; door onderschei-
dene vergravingen is haar eerst de tegenwoordige rigting gegeven. Iliermede
in verband, hebben sommige van hare takjes in rigting of bestemming tevens
wijziging ondergaan, zoo als inzonderheid door ’t verleggen of bouwen van
nieuwe sluizen plaats gehad heeft. Vóór de vergraving liep zij ten oosten en
noorden ora de stad heen, waar de sporen thans nog meerendeels duidelijk zijn.
De verlegging der Hunse door Groningen mag te regt geroemd en als eene groote
en kostbare onderneming worden beschouwd, die van den toenmaligen bloei
der stad reeds getuigt. Deze verlegging is de ernte vergraving der Hunse ge-
weest en heeft plaats gehad van de Waterhuizen af naar en door Groningen,
alwaar de Hunse zieh bij Donghorn met de Aa of ’t Hoornschediep (I) ver-
eenigde, en liep van dáár längs de bedding van de Aa; nabij dit punt ver-
eenigde zij zieh weer met den ouden loop der rivier, en kronkeldo vorder längs
de oude bedding voort. —• In welk jaar deze eerste verlegging is uitgevoerd
geworden, kan niet met zekerheid worden bepaald. W e s te n d o b p (Jaa/rb. I ,
155) schijnt dat werk in de 18e eeuw te plaatsen, Emmius en rr iru brengen
het op 1259. Dbiesben zogt, dat dé rivier in 1852 nog om de stad liep;
hetwelk ook nog in 1865 schijnt plaats gehad te hebben. De Heer s t b a t i n g h
(vroeger aangehaald werk I I , 802) meent dat deze verlegging door Groningen
eerst in de 16° eeuw zal plaats gehad hebben. Wanneer de Aa door de stad is
gelegd, is onbekend, maar dat schijnt vóúr die der Hunse plaats gehad te
hebben. (Zie s t b a t i n o h t. a. p.).
Wat de zijlvestenijen vorder in Hunsegoo betreft; de aanleg van nieuwe Zijlen,
’t verleggen derzelve, in verband met vergravingen of den aanleg van nieuwe ka-
nalen, toonen de groote bedrijvigheid aan, welke in dit tijdvak ook heeft ge-
(1) Dit liad zÿnen naam van het klooster den Horn, ’t welk t nur gaane ten aniden
van Groningen, en ten weston nabij de Aa heeft gestaan, en niet van Baren, zoo ala de
Heer m a q n in in zijn Oeechiedk, Overzigt der Beeturen van Drenthe zegt. Pozo naam, non
meer plaatsen eigen, zal wel een anderen, natnurlijken, oorsprong hebben.