
 
        
         
		wanneer  het  daarvan  is  afgescheiden  (1)'.  Wanneer men  in  aanmerking  aeemt  
 dat,  volgens  sommige  geloofwaardige  kronijken,  de  Fränkische  Hertog  Wiccin-  
 gus  zieh  in  758  aan  de  oostzijde  van  de Lauwers bevond, en, op het: vernemen,  
 dat  er een opstand  onder  de  Friezen,  tusschen de Lauwers  en het VM« woonaeh-  
 tig,  was  uitgebarsten,  met  zijne  vrienden  en  onderhebbende  kcijgslieden  derwaarts  
 trok,  de  inwoners  van Oostergo  en Westergo  te  vuur  en  te  zwaard  kas-  
 tijdde  en  alzoo  tot  de  orde terugbragt  (2),  dan  zoude men  daaruit  het  hesluit  
 kunnen  trekken,  dat  reeds  toen Drenthe,  zoowel  als het  tegenwoordige Groningen  
 en  Friesland,  door  de  Franken,  met  geweld van wapenen,  van  het  oude  
 Friesche  rijk  was  afgesçheurd  en  aan  het  Fränkische  rijk  gehecht,  en  dat  de  
 voormelde  landstreken,  of  wel  een  gedeelte  daarvan,  tot  het Hertogdom  van  
 Wiccingus  o f  Wijdenking behoorden.  M a g n in   is  van  oordeel,  zieh grondende  
 op  de  opgevolgde  gebeurtenissen,  dat  reeds  vroeger  Drenthe  met  meer  onder  
 Friesland  is  begrepen  geweest  (3).  Het  is waar,  dat  Drenthe  in  de  13f  eeuw  
 en  later  nog  schijnt  voor  te komen  onder  de zoogenaamde 7  Friesehe Zeelanden ;  
 zelfs  vindt  men  in  een  zoogenaamd  Traetaat,  achter  de  Wetten  van  den  Upstalsboom  
 van  1323  gevoegd,  aangeteekend,  dat  Drenthe  tot  het  4P  Zeeland  
 had  behoord,  doch  door  den Bisschop  van Utrecht was  bedwongen ;  maar  m a g -   
 n i n  ,  den  loop  der gebeurtenissen  kortelijk nagaande,  heeft  ook  dit  punt  toege-  
 iicht,  en  doen  zien,  dat Drenthe  reeds  veel  vroeger van  Friesland was afgescheiden  
 (4).  Frieslands  vemedering,  gedeeltelijke  onderwerping  en inlijving  in  het  
 Bijk  der  Franken,  schijnt  vooral  bewezen  te kunnen  worden  uit  de  vlugt  van  
 Badboud  I I   naar  Jutland  en  Denemarken,  waar hij  zieh voorzeker  niet  zoo  lang  
 zoude  opgehouden  hebben,  indien  hij  kans  had  gezien,  om zieh met  waardig-  
 heid  in  zijn  eigen  rijk  te  handhaven.  Dit  alles  te  zamen  genomen,  deed  de  
 gedachte  ontstaan,  dat  reeds  vóór  het  midden  der  86  eeuw  het  Friesche  rijk  
 aanmerkelijk  was  ingekort  en  voor  een  gedeelte bij  het  rijk  der  Franken  ingeil) 
   Doch  zie  boven  onze  bl.  301,  in  de  aanteekening  2. 
 (2)  W e s t en d o u p ,  Jaarhoek  vom.  en  voor  de  Proomcie  Groningen,  T ,  bl1.  50  en  51. 
 (3)  Geschiedh.  Overzigt  der  Besturen  van  Drenthe,  I ,  bl.  60. 
 (4)  a.  w.  bl.  60  en  volgende. 
 lijfd,  en  dat  reeds  toen  de  alzoo  ingedeelde  Friesche  landen,  in  een  of meer  
 Hertogdommen  of Provinciën van  het  Fränkische  rijk  verdeeld,  op  de wijze  der  
 Franken,  misschien  eenigzins  gewijzigd  naar  de  gebruiken  en  gewoonteu  der  
 overwonnenen, werden  bestuurd  door Fränkische  Hertogen, welke in  het Geregt  
 en  in  de gewestelijke  Landsvergaderingen  voorzaten,  het  burgerlijk  en  krijgs-  
 bestuur  in  zieh  vereenigden,  de  belastingen  invorderden,  en  in  de kleinere landstreken, 
   waarin  de  aan  hun  bestuur  toevertrouwde  gewesten  waren  verdeeld,  
 werden ondersteund door mindere Ambtenaren  (denkelijk  Graven),  die in hunne  
 districten,  en  dus  op  kleinere  schaal,  met het  opperste  gezag  bekleed  en met de  
 zelfde werkzaamheden  belast,  doch  aan  den Hertog  verantwoordelijk waren. 
 Het  is  zeker,  dat Karel  de Groote omstreeks  775  de  niet reeds  door  vroegere  
 Fränkische  Vorsteü  veroverde  gedeelten  van het Friesche  rijk  heeft  overweldigd  
 en  aan  de  kroon  der Franken  gehecht.  M a g n in   meent,  dat toen reeds Saksers,  
 die  vroeger  deelen  van  Friesland  hadden  veroverd,  met  de  Friezen  vereenigd  
 zullen geweest  zijn  (1).  Uit  de  verdeeling  van  het  land  in Marken,  meent hij,  
 dat  de  overheersching  van Drenthe  door  de  Saksers  geenszins  kan worden  bewezen  
 ,  vermits,  naar  ’s mans  wijze  van  zien,  de  zelfde  plekken  of  afdeelingen  
 gronds,  welke  in  Drenthe  en  Overijssel  Marken,  later  in Drenthe  Ihngspillen,  
 elders  Mapds,  enz.  heetten,  in  andere  streken  Grietemjen,  Hamrikken,  enz.  
 werden  genaamd.  Maar  het leenregt,  en  vooral  de  hofhoorigheid,  dat  onfeilbare  
 teeken  van  overheersching  en  van  verdeeling  der  veroverde  landen  onder  de  
 Saksers,  en  tevens  van  den  Staat  van  dienstbaarheid,  tot  welken  de  vroegere  
 bewoners  des  lands  door hunne  overwinnaars  zijn  vernederd  geworden,  vond  in  
 Drenthe  geen  plääts,  ja  was  er  naauwelijks  bekend;  wanneer  men  de  groote  
 leènen  en  andere,  Van  den Landsheer  zelven  gehouden  wordende,  daarvan  uit-  
 zondert.  Het  komt  den  Heer  m a g n i n   alzoo  voor,  dat  de Drenthsche  Friezen  
 zieh wel met  hunne  Saksische naburen hebben  vermengd  en  verbroederd;  tevens  
 van  die,  welke  zieh  in  Drenthe  nederzetteden,  of wel  hunne  naburen  waren,  
 veel  in  zeden,  gewöonten  en wetten  overnemende, .zonder  evènwel  in  eenigerlei  
 opzigt  aan  hen  onderworpen  te  zijn.  Dat  echter  de  Drenthenaren  de  benaming 
 (1)  a.  w.  bl.  63.