
 
        
         
		en  in  den  buitenrand: 
 Sim * 130  [ MS'* DM  ]  B0Ï2SD  ]  ICOTVM. 
 Z.  weegt  2,34  w.  Z1.  Wij  vonden  namelijk  de  munt  in  het Koninklijk Ka-  
 binet  te  ’s Gravenhage,  in  het Provinciaal Archief te  Groningen,  aismede  in  de  
 Verzamelingen  van  Dr.  m u n n i c k s   v a n   c l e e f f   te  Utrecht,  den Heer  o.  k e e r   
 te  Amsterdam,  en  den  Heer  J.  A .  S t r i c k e r   te  ’s Gravenhage. 
 N‘  87,  88  en  89  zijn  onderling  alleen  door het  opschrift  op  de  vz.  versohillende  
 jagers  (vroeger  vliegers  geheeten  (11)  of zwarte  stnivers  (ensa van  8  plak-  
 ken,  zie  w i o h e r s ,   bl.  1 0 1 ? ) . 
 N-  87  heeft:  *   $12012003'* X20V2S  |  * GROI2IG0I2S' 
 N‘  88:  SUOßSm'* I20V2S * I * GROIUGSßSIS 
 en  eindelijk N"  89 :  *   ÍI2OI20' * I20V7Ï  |  * GROI2II2G0S. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  een  geopend  kruis  met -eene  ster in  deszelfs hart,  
 en  in  den  rand: 
 7712120  I D0 MK2'  i  in a a a a   |  x a v n i. 
 Zij  zijn  van  Z. B.  en  wegen  door  elkander 2,3  w.  N°  87  vonden wij alleen 
 in  de  Verzameling  des  Heeren  J .   A .  St r i c k e r   te  ’s  Gravenhage ; N° 88 bij dien 
 Heer,  aismede  bij  Professor  l a   f a i l l e   en  op  het Provinciaal  Archief t e   Groningen; 
   N"  89  bij  Professor  l a   f a i l l e   en  den  Heer  b e r c h u t s   te Groningen. 
 N"  9 0 ,   een  kromstaart  (?),  geldende  4  plakken of witjes  ( w i c h e r s  , bl. 1 0 0 ) , 
 ten.  —  De  stuiver  of dubbelde  vleemsche  gold 6  plakken.  De  oude plakken  van Braband  
 en  "Vlaaiideren  waren  veel  zwaarder. 
 V on  w ic h t ,  Ostfries.  landregt,  Cap.  2 2   in  notia,  leidt  stuiver  af van  stube,  een  
 rookpenning, fumagium,  belasting  op  de  schoorsteenen. 
 (1)  Flegers,  Vliegers  of  Volucres  worden  vermeld  in  de  Leges  TJpstalbomieae,  art.  21.  
 W ic h er s   meent,  bl.  108,  ze  ook  onder  den  naam  Durmglers  [Thüringers]  ergens  aange-  
 trofien te hebben  (zie ook boven onze  bl.  283  en  284).  Er gingen er 16  op  een goudgulden  
 en  er  schijnen  heele  en  habje  flegers  geweest  te  zijn;.van  de  laatsten  gingen  dan  32  op  
 een  gondgnlden. 
 Zij  hebben  alleen  tot  1484  koers  gehad.  Zie  w ic h e r s ,  t,  a.  p.  bl.  109. 
 E e I t h   meende,  dat  de  (mäste  Groningsehe muntjes,. waarop  een  arend  voorkomt,  mis-  
 schien  reeds  die  van  omstreeks  1380,  vliegers  geheeten  werden,  Zie  bl.  101  van  den  
 Gron.  Volksalmanok  voor  1844.  Een  Jager  had  2  stuivers. 
 heeft  op  de  vz.  de  type van  N°  85;  alleen  is  het  Groningsehe  wapen  wat  kleiner. 
   Het  omschrift  luidt: 
 %  siro * ßOMSH *  | « diu' . b sd sd ig 
 Het  omschrift  der  kz.  is: 
 &  2712120 í  DOMiru * $12 * ecececcc * r u v iii 
 K.  B.  weegt  2,1  w.  Zs.  Bevindt  zieh  op  het  Provinciaal Archief,  aismede  
 in  de  Verzameling  van  den  Heer  q u in t u s   te  Groningen. 
 N“  91,  eene  dito munt, met het  zelfde  omschrift op  de kz.,  heeft  op de vz.:  
 *   SBOI2OT122 % 120  ) V27' * GROI2IX2G. 
 K.  B.  weegt mede  2,1  w.  Z4.  Bevindt  zieh  op  het  Provinciaal Archief,  aismede  
 in  de  Verzamelingen  van  Professor  l a   f a i l l e   en  den  Heer  j.  d .  h e s s 
 e l i n k   te  Groningen. 
 N° 92, een oordje  (vroeger butje?  Zie w io h e r s   (1)),  heeft  de type van N’ 79,  
 van  1488 en  die  van  eenige  vroegere  zonder  jaartal.  Het  omschrift  der  vz.  is:  
 >J<  SHOK * X20V25  | GROI2II2GS 
 Dat  der  kz.: 
 2SX2.  d   |  in   *  in   1  aeca e c   |  x a v m . 
 K.  B. weegt  0,5 w.  Z5.  Ons  alleen  in  een  siecht bewaard exemplaar bekend  
 in  de  Verzameling  van  den  Heer  Mr.  a .   o u b e m a n   te  Groningen. 
 N"  93,  een  plak  of  §  van  een  stuiver,  heeft weder  de  type  van N"  84,  en  
 ook  weder  op  de  vz.  tot  omschrift: 
 $12012 * I20V7S  |  * GROIHI2G0 
 Op  de  kz.  thans: 
 271212' * DX2I * $i2ccccecec * tteCVIII  
 K.  B.  weegt  0,4  w.  en  is  van  Z5.  Er  zijn ons  twee  exemplaren  bekend; 
 (1)  W ic h e r s   gist,  bl.  118,  dat  de Groningsehe  botjes  (of butbens)  oorspronkelijk Hollandsehe  
 munten  waren  (de  onderdeelen  van  den  boddrager),  door  Graaf  Aalbrecht  van  
 Beijeren  of Willem  van  Oostervant,  bij  gelegenheid  der Eriesehe  veroveringen  in  die  landen  
 overgebragt,  waarvan  men  den  naam  en  de  waardering  behield.  Zoo  ook  de  kromstaart  
 (aldus  genoemd  naar  den  omgekromden  staart  van  den  leeuw); hoewel de  type  in Groningen  
 niet overgenomen  werd,  sloeg men  echter  eene muntsoort  van  de  zelfde  grootte  en  waarde,  
 als  de  uit  Holland  overgekomene  muntsoort  van  dien  naam.