
 
        
         
		(  146  ) 
 Item,  oick  sal  gheen  gelt,  van  golt  ader  suluer,  in  onses Genadigen  Heeren  lant  to 
 Freeslant  gelden  noch  gangbare  zyn,  d a n   d i e   mnnte  die  nv  gemaeet  ende  vertan  gemaect 
 sal werden,  ende  die  qrdinanoie  van  den  valnacye,  beholdeliek  die  munte  onses  Genadigen  
 Heeren  des.  Konings  to  Kastilien,  ende  alle  andere  gelt  hyr  niet  benoemgt,  sal  Hagemunte  
 wesen,  ende  niet  gelden.  ,  aj 
 Item,  doch  also  dat  dese  vorgenomde munte,  tasschen  dit  en naestcomende Oisterdach  
 ader  Paeschdag,  noch  gangbare  zijn  sal,  ende  wie  den  anderen  binnen  sulekeren  tyt  schul-  
 dich  is,  sal  dar  mit  mögen  betalen,  ende  niet. längere. 
 Oick  gebieden,  ende  befelen  wy  alldn  onsen  Grietsluden,  Officiers, Accysmeysteren, 
 Burghemeysteren,  Bechteren  ende  allen  anderen Onderdanen,  gy  willen  vlitich  opsien,  ende  
 nyemant  wt  die Lande  passieren laten, sonder  eerst  besoeeken,  offhy  enich  des  geldes,  see  
 affset  is,  an  sieh  heefft,  ende wtfnren wil, woe ymant  daer  oner befonden  sal m  peen  ende 
 straff  genallen  zön,  afs  by  vorloss  des  geldes,  ende  vort  tot  onseren  szwaerer  straffinge 
 staen,  Processio.  3  ■ 
 Uit  twee  originelen,  beide  door  ¿¿ne  band  geschreven op papier,  en 
 bevestigd  met  bet  opgedrnkte  zegel  des  Hertogs  van  Saksqn, 
 liggende  bet  een  in  de  Archiv-kast  der  stad  Leeuwarden,  Laed 
 80,  N“  86,  en  bet  ander  op  Tjaarda-huis  op  Binsmageest. 
 „Uit den  aanhef/i  zegt Dir k s  t.-a. p.  ,/kan men opmaken dat George aangezocht  
 was,  zoo  niet  om  in  Friesland  eene Munt daarte stellen, dan ten mmste eene Or-  
 donnantie  op  den koers van het geld uit te vaardigen.  In deze Ordonnantie worden  
 de  breeden  gelijk  gesteld met  een  halve  Iraspeming  (oföduiten);  vroeger golden.  
 M 7  duiten,  #  stuiver,  want  32  breeden maakten in 1500 eenen goudgulden van  
 28  stuivers  uit. (1).  De  halve  stuiver  (blank) moest gelden drie scheyskens (sohei-  
 demunt).  De  ort  (kwart)  stuiver  l f   scheyskens;  het  scheyslcen  een#pennmck.  
 Deze  drie  laatste muntsoorten  wordeh  bestempeld:  vals  hyr  [in Friesland]  voer-  
 • maels  gemaeet,v  en  het  zuUen  waarsehijnlijk  wel  munten  zijn,  op  bevel  van  
 Hertog  Albert  geslagen,  ten  zij  men  er  stedemunten  onder  verstaan moet.  Van  
 de  » penninghe  mitten  körten  crueen,»  van  3  op  l f   stuiver  (of  braspenmng)  z£-  
 oezet  wordt  zulks  niet  vermeld.  -   Behalve  nog  het  een  en  ander  over den  
 koers”van  ander  vreemd  geld,  bevat  deze  Ordonnantie,  gelijk wij  zagen,  pog 
 (1)  Schwaktzenbeeg,  Charterhoek,  I i ;   bl.  18.  Zie  ook  aldaar  bl.  177. 
 deze bepaling:  // Item ,  oick  sal  gheen  gelt  van  golt  uder  silver in ons Freeslandt  
 .//gelden  noch  gangbare  zijn,  dan  die munte &   nv gemaect  ende  vortdn  gemaect  
 h sal werden. // 
 Uit  dit  laatste  meenen  wij  duidelijk  te  kunnen  opmaken,  dat  er  bij  het  uit-  
 vaardigen  dier  Ordonnantie  reeds  inunt  in  Friesland  geslagen  werd. 
 Op  den  4  Sept.  1505  werd  zekere  h e r a   v o y d e s   tot Muntmeester in Friesland  
 aangesteld.  Wij  laten  zijne  Instructie hier volgen  ( s c h w a r t z e n b e r g ,  I I ,  247): 
 Instructie  en  Commissie  voor  Hera.  Voydes,  als  Muntemeester  in  Vriesland. 
 Den  4  September  1505. 
 Wier  die Regenten  im  Frieslanden &c.  bekennen met  desen  onsen openen brieff,  vor  allen  
 dy  hem  sullen  zien,  hören  offte  leesen:  Hadien  vorsz.  ons  Genedigen Heren, Hera Voydes  
 to  eenen Muntemeester  in  dese Lande,  op  korn  ende  schrot- des  Dorluchtigeu »  Grootmech-  
 tigen  Koning Philippus  to Kastilgen  8sc.  silbermunten  ende  goltgulden  op  Korforst  gulden  
 to munten geordinirt,  ende  ons,  hem  schriftlick  comissie,  in  wat.manieren  elck  pennich  
 sal  gernunt wordenn,  dar  ouer  to  geüen,  befolén,  dat  wy  vorsz.  Hera  Voydes  dem  selffti«  
 gen  befehl  nach  in  mate  hyr  hach  folget,  Comission  gegeuen  hebben,  in  en  mit  crafft  
 desses  brieffs,  alzo  dat  hy  goltflorenen,  der welchen  dy marck  xviij  karad  vi  greyn Kolensch  
 gewichte  (1 ) ,  en  lxxij  stuck  holden,  mide  iij  greynen  to  remedie  hebben  sal. 
 Vort  sal  hy  muhten  dubbëldë  scillingen  van  ij  Schillingen,  dwelcker  dmarck  viij  pen-  
 ningen  Konix  en  lxxix  stuck  holden,  des  zyn  xemedie  eyn  greyn  int  alloy,  ende;  eenen  
 englischen  int  gewichte  öp  élcke  marck  wercks  wesen  sal. 
 Item,  dye  enckel  scilling  sal  dmarck iiij  penningen Konix  ende  lxxx  stuck  holdenn,  dy  
 remedie  sal  der  remedie  van  den  duppel  schilling  gelick  wesen. 
 Item,  der  halue  scilling  sal  dmarck  iij  penningen  viij  grein Königes  en  i<?  xlv  stuck  
 holden,  dy  remedie  sal  ij  greyn  in  dy  alloy,  ende  eyn  pennig  op  dy  schnede  wesen. 
 Item,  dy  ort  scilling  sal.  dmarck  ij  penningen  ij  grein  Konix  ende  ij°  xxvi  stuck  hol-  
 ’ den,  ende  ij  greyn  op  dy  alloy,  ende  eyn  penning  op  dy  onss  hebben. 
 Item,  dy  scheyskens  sal  dmarck  i  pennig  xiij  greyn  Konix  ende  iijc  stuck  holdenn,  dy  
 remedie  ij  greyn,  ende  eyn  pennig  op  dy  onse. 
 Item,  dy  hälff  scheiskèn  sal  dmarck  i  pennig  Königs  ende  vc  stuck  holden,  dy  remedie 
 (1)  Keulsçh  gewigt  is ,  naar  het  schijnt,  steeäs  in.  Friesland  en  Groningen  in  gebroik  gebleven.  De  andere  
 Gewesten  bezigden,  gelijk  wij  in  onze  Munten  van  Braband  en  Limburg,  Gelderland  en  Overijssel  gezien hebben,  
 het  Trooische  gewigt'  {poids  de  Träges)-.'