die van Staveren, Workum en eindelijk door die van Dongeradeel en Ferwer-
deradeel (zie s c h w a k t z e n b e k g ) .
Inmiddels kwam er uit Groningen, werwaarts vele tegen het Hollandsch ge-
zag zieh aankantende Friezen de wijk hadden genomen, dikwerf moeijelijkheid
voor Jan van Beijeren. Deze laatste was er steeds zeer op bedacht om eenen
bestendigen vrede te maken tussohen de Vetkoopers en zijne partij, de Schie-
ringers. De Graaf liet ook onder de hand voorwaarden aan Groningen aanbie-
den, op welke hij van hen huldiging als Landsheer verlangde. Hij zoude een
goed Heer zijn en aan de stad hare voorregten en handvesten laten behouden.
De Vetkoopers onderhandelden eerst met Hertog Jan van Beijeren te Grietzijl,
en vervolgens te Brielle, en de Burgemeesters van Groningen, alsmeçje de landen van
Hunsego, Fivelgo, Langewold, Vredewold en Humsterland, troffen dan ook deze
algemeene en bestendige verzoening en vrede van de landen tusschen de Wezer
en het Meers- [Mars-] diep, benevens de eilanden, met den Hertog. Het Wes-
terlauwersche Friesland bleef onder de beseherming van den Hertog, doch Friesland
aan de oostzijde onder de hunne. Het stond den Hertog vrij, om aldaar
over de Lauwers sterkten te stichten. Men bepaalde wederkeerig vrijen handel
en wandel te water en te lande op den ouden toi; het mangeld over on weder
van eenen hofman werd bepaald op 400 Schilden, en van eenen huisman op
200 Schilden, ieder van 30 oude Vlaamschen, enz. enz.
In 1422 nam het feitelijk gezag van Jan van Beijeren in Friesland, door
eene overeenkomst van de daar twistende partijen, zoo goed als een einde, hoe-
wel men in het verdrag 9hem schijnbaar nog huldigde. De Hertog verklaarde,
er zeer ontevreden over te zijn, dat de Friezen van Ooster- en Westergo dit
verbond buiten zijne voorkennis en medewerking aangegaan hadden, en verbood
hun, hetzelve te bezegelen en gestand te doen; te meer, daar er artikelen in
voorkwamen, welke tegen zijn heerlijk gezag (heerlijkheid) inliepen (1).
In 1424 stierf de Hertog, en zijne eerste opvolgers hadden de handen meestal
zoo voi, dat zij zieh vóór den tijd van Maximiliaan weinig met Friesland konden
bezig houden. Ten jare- 1428 vreesde men echter voor de bemoeijingen van
(1 ) V a n m i e b i s , I V , 6 2 2 ; doch in December 1 4 2 3 verloor de Hertog zijne laatste
bezitting in Friesland, de Lemmer.
den Hollandschen Graaf Filips den Goeden, en daarom werd er toen een tien-
jarig verbond gesloten tusschen de stad Groningen en die van Ooster- en Westergo,
Smallingerland, Opsterland en de Steden, met uitzondering van Frane-
ker, om den vrede te be waren, de'drijvers van inlandsche twisten te bedwin-
gen, vreemde Vorsten, en die de algemeene vrijheid met de wapenen zouden
bestrijden, op gemeene kosten te keer te gaan, enz. (1)
Filips de Goede beschouwde zieh echter op den duur als Heer van Friesland,
hoewel hij er bijna geen gezag meer uitoefende. Zulks blijkt vooral uit
het navolgende stuk, dat v a n m ie r i s (Gr. CharterboeJc van Holland, Zeeland
en Vrieslandy IV , 1033) ons mededeelt, overgenomen uit de M. S. Handvest
Cb/ron. van M. van der Home , IVe Deel, op het ja a r 1433. Het is een stuk
van den 8 Maart 1433 en 1434*
Phillips, enz. condt allen luyden, dat wy om te benemen, ende verhoeden die groote
schaede, commer, ende Verliese, die wy, ende on se gemeene landen, ende ondersaeten langen
tyt geleden hebben, ende noch daegelycx lyden by den quaeden, ende contrefeyte munten,
ende penningen, beyde van goude, ende van silver, die loop, ende ganck hebben ge-
hadt in onsen lande, daer by geschapen was die comanscepe, ende neeringen niet alleen te
niete te gaen; geordonneert hebben een voet van munte te weesen, ende diemen alrède
werckt, binnen onsen lande van Vlaendren, van Henegouwe, ende van Hollant op sulcken
maniere, ende ordinantien, als wy met onsen landen daer af overcomen syn, welcke ordonnance
ingaen sal, ende van waerde wesen in Hollant, Zeelant, ende Vrieslant opten xxiv
dagh in Junius, dat wesen sal Sint Jans daege in de Somer naestcomende; ende omdat wy
verhoeden willen, dat onse ondersaeten van Hollant, van Zeelant, ende van Vrieslant met-
ten eersten haestelyck geen groot verlies hebben en sullen mits den penninge van goude,
ende van silver, die op deese tyt ganck hebben binnen onsen voorschreven lande, ende by
der ordonnantie van onsen munten, die op den xxiv dagh van Junio voorschreven eerst
ingaen, ende van waerde wesen sal, verboden sullen wesen, ende geenen ganck te hebben.
Soo syn wy overdraegen by onsen Ridderschip (sic), steden ende landen van Hollant, Zeelant,
ende van Vrieslant een maniere in wat maeten dat payement ganck hebben sal in onse
voorschreven landen tusschen dit, ende den xxiv dagh van Junio naestcomende, gelyck
hier nae geschreven staet.
(1) W estendorp t. a. p. bl. 4 4 0 .