
Dit nadeelig gevolg des oorlogs deed de Schieringers naar vreemde hulp uit-
zien, waartoe veelal de Keizer Sigismund in aanmerking kwam; deze toch had,
om de Friezen voor zieh te winnen, hun niet alleen een heerlijke bui tot be-
vestiging van ’s Lands oude vrijheden gegeven, maar zelfs aile de Oostlau-
wersche Vetkoopers, en daaronder Groningen, in den Rijksban gedaan. Anderen
daarentegen hadden het oog op den Hollandschen Graaf Willem VI, die
zoowel door voordeelige aanbiedingen als door bedreigingen de Friezen van
verdere onderhandelingen met Sigismund zocht af te houden. Jan van Beijeren,
na den dood van Graaf Willem, voogd over zijne ongelukkige doehter, de be-
kende Jacoba van Beijeren, maakte hiervan tot zijn eigen voordeel gebruik, en
sloot ten jare 1418 met de Friezen en de uit Groningen en Oostfriesland ver-
drevene Schieringers een verbond, waarbij deze hem voor Landsheer.erkenden.
Zulks bewoog de Groningsche Vetkoopers om daarvoor hunnen vijanden een
geweldigen neep toe te brengen, gelijk dan ook Dokkum en Ezumerzijl weldra
droevig ondervonden. In deze beide plaatsen hadden, met toestemming der
Schieringers, zieh vele zeeroovers nedergezet, die gestadig op de Groningers en
Oost-Friezen kruisten. Men belegerde ze daarom en, na ingenomen te zijn,
werden ze beide, op bevel van Focko Ukens uit Leer, thans het hoofd der
bondgenooten, afgebrand en gesiecht. Zoo verdween het oude Dokkum, en
werd eerst 5 jaren later herbouwd.
De Acht karspelen werden daarna tot het bondgenootschap teruggebragt en
die van Opsterland gedwongen eenen zoen te koopen ; terwijl de verschillende
smaldeelen der Ommelanden daarna de vorige verbonden met Groningen vernieuw-
den (1). Dit alles kon echter die stad niet vrijwaren van in 1419 den Bisschop
Frederik van Blankenheim hulde te moeten doen ; daar die meesterlijk gebruik
wist te maken van de tijdsomstandigheden en zieh te schikken naar de
steeds plaats hebbende veranderingen. Want, hoewel hij vroeger de zaak der
Vetkoopers toegedaan was geweest, begunstigde hij thans die der Schieringers, en
liet dienvolgens de Stad, die nu de partij der Vetkoopers hield, bedreigen, dat,
indien zij langer draalde met hem volgens de uitspraak van den Graaf van
* (1) Tegenw. Staat, bl. 135.
Bentheim hulde te doen, hij de Schieringers tegen haar zoude ondersteunen en
de. ballingen in hun herstel behulpzaam zoude zijn. Deze fijdihg was der Stads-
regering ten uiterste onaangenaam, omdat zij weinig hulp van hare bondgenöo-
ten, die door de gevoerde oorlogen verzwakt en onderling niet eendragtig waren,
voorzag, en daarbij geen genoegzaam vertrouwen durfde stellen op hare
ingezetenen in eene zaak, die door hen niet uit hetzelfde oogpdnt als door haar
bescbouwd werd. Hierbij kwam de vrees voor, den Rijksban van Sigismund,
en de oorlógsmaatregelen van den Bisschop. Groningen’s: regering .sloot dan ,
gedWopgen, op den 15 ;Mei, een verdrag met Frederik van, Blankenheim Van
den navolgenden inhoud: dat de Groningers den Tltrechtschen kerkvoogd, ten
gevolge der gouden bullen van Keizer Hendrik en anderen, als .hunnen wettigen
Landsheer zouden ontvangen en';hulde te doen ; (dat alle mannelijke .personen
boven de twaalf jaren zouden zweren goede en getrouwe Stiehtsluiden ¡ te zullen
zijn en blijven; waartegen zij zouden behouden alle hunne regten, yrijheden
engewoonten; dat ze dus elders in regten niet zouden bekommerd of aange-
sproken mögen worden, dat zij door het geheele Sticht onbelemmerd hunnen
handellzouden mögen drijven buiten vrees voor de ballingen; dat" ddsBuOok niet
tegen hunnen zin gedurende of na de huldiging döor den Bisschpp in de stad
zouden mögen gebragt worden. Bovendien beloofde de Bisschop, niet hinderlijk
te zullen zijn aan de gemaakte verbonden met Ocko ten Broek en de Ommelanden,
maar ook bleek zijne goede gezindheid jegens de Ommelanden daaruit,
dat zij zelve, na de huldiging in: de volgende maand te Groningen met staatsie
gevierd, van hem de plegtige belofte ontvingen om ze, zoo lang zij in vriend-
schap met hem en Groningen leefden, te beschermen tegen alle buitenlandsch
geweld. De Bisschop nam ook de verpligting op zieh, om in Groningerland
geen slot te koopen hoch eenig bolwerk aan te leggen, waardoor hij wantrou-
wen Zoude kunnen verwekken, als zoude de openbare .Vrijheid,. door hem ge-
vaar loopen. Ook sloten die van Hunsego en Fivelgo in het bijzonder, een na-
der .verbond met;Groningen, waarbij deze stad beloofde nu noch in,het, vervolg
inbreuk te zullen doen op hunne regten, heerlijkheden en vrijheden, maar in-
tegendeel, dat, bijaldien zij door iemand tot hulde gedwongen werden, zij hen
met lijf en goed voor een derde deel der kosten bijstand zouden bieden.