
tionis emendaran in Westergo. - Het woord Emenda betekent lóete, (Pecuniaria muleta
parti laesae solvencia,). Zie du gange, Glosa.
Tot dus.vene de aanteekeningen der Heeren wierdsma en brantsma; zien
wij thans wat de Heer Mr. d . eockema ons mede te deelen heeft; deze waar-
dige grijsaard, vroeger een onzer Volksvertegenwoordigers, schreef op bl. 76
van het boven aan den voet van bl. 73 aangehaalde werk:
.D e straffen bestanden doorgaans in bepaalde gekommen. Tot vervanging van de bij-
sondere wraak was het eigenaardig, dat de boete in eene vergoeding door klinkende munt
of andere voorwerpen, geldswaarde hehhende, bestand, en nadat het nuttig gehrmk van
klinkende mnnt bij de Friesen meer en meer gehleken was, hield Je voldoenmg in vee of
andere bezittingen op. Te regt merkte Mr. *. van doobninck in zijne Commentatu,de
Frisiae Termini* (Gron. 1835), p. 116 (noot 45), op, dat de Friesen, behalve he Bo-
meinsche geld, reeds vroeg, bij niet voldoende aanwezige hoeveelheid van dit, gebmik van. .
het Fränkische zullen gemaakt hebben (1). , • , ■
De edele metalen van gond en zilver hebben dit met andere waren gemem. dat derzelver
prijs zieh regelt naar de beschikbare hoeveelheid, en het daarvan te trekken nut; en de
verandering in die omstandigheden levert op versohil in den prijs van eene gegevene hoe-
veelheid. De mnnt heeft daarenboven nog dit bijzondere, dat, behalve derzelver inwendige
waarde naar het gehalte, ook in aanmerking komt de nitwendige waarde in verhoudmg tot
alles, wat in den handel is, afheemt. Hieruit zal men afleiden, dat er veel
in de waardeberekening moet voorkomen.- In het algemeen wordt de hoeveelheid der boet
en hrenken in de l e x Frisionum bepaald door de solidas en denwnus. In den 15 titel
echter wordt van lilra (pond) en ~ (oncen, zijnde 12 onderdeelen) gesproken De %
voeging per veteres denarios leidt tot de gedachte aan eene bestaande man en de 14 g g
U T leert ons de verhonding tussehen ttlra en solidas: want daar wordt de breuke van
fih solidi door 3 librae omschreven. .
De benaming van Ulra en uneiae in df Latijnsche taal, en die van pond ems, pemmg
in de landtaai! Us hoofd-hoeveelheiä mit onderdeelen, strekte, gel^c »
Friesland niet alleen, om eene hoeveelheid in geldswaarde aan te dulden, ge^k nader a
blijken; maar ook, om de grootte van de oppervlaktemaat voor te, stellen. Zoo was,
« Want I EVanien sloegen ten ontent « d . .in de seiende eenw mnnt , sijnde de dnegenaamde munten der
Monetarii *• onder de dynastie der Merovingers.
aan de invoering van het tegenwoordig algemeen muntstelsel, in de meeste oorden van
Friesland nog in gebruik, de nitgestrektheid? der landerijen te bepalen riaar de hoofdm^at
van pondematen. Ik hoorde de boeren zeggen: ien ponsmiete, dat is de maat van een
pond; de pondemate bevattede 12 einsen, en de eins 20 penningen. Elke penning was
gelijk aan eene Koningsroede, gelijk elders de morgen uit 600 zoodapige roeden. Alzoo
was ooh de regeling van onderdeelen in geldswaarde; zulks blijkt uit. art. 1 van* het
9® deel der oude Friesche wetten, handelende ovet de regtspleging, waar gesproken
wordt in het bijzorider over de verdeeling van den afkoopsprijs tussehen de erfgen&men ei*
bloedverwanten enz. van eenen beledigde. De te verdeelene somme, afgetrokken van het
denkbeeid van hlinhende munte, wordt hier voorgesteld te zijn 13g ponden, of 13 ponden
4 einsen: welke somme wordt toegewezen aan de • Pond. Eins. Penn.,
erfgenamen voor ....................................................................... 8 10 13§,
en aan de bloedverwanten, enz. ................. ... 4 5 6?
weder uitpiakende. ...................................... ... . 13 4
Men zie wegens die verdeeling ook art. 1 van den l n titel der Lex Frisionum en de
aanteekening der uitgevers. van de oude Friesche Wetten, bl. 264.
In. het muntstelselvolgens de Lex Frisionum, wordt gesproken van de solid/us en van
drie denarii. Petisous, in Lex Antiq. Rom. in voce, zegt: «In summa solid um dici vo-
luerunt auctores nummum integrum atque consummatum, qui assis instar in partes aliquot
— in semisses (halvepj. in trimisses (derden) quandoque et quadrantes (vierden) certo
numismate expressas dividitur.» Deze nummus integer, sta/ndaard, was van onderscheiden
gehalten in de drie hoofdgewesten van Friesland, zoo als hetzelve door Carel den Grooten
was verdeeld.:. want wij lezen in de Rijvoegsels vom d& Lex Frisionum, Tit. H. aan het
emde, dat drie denarien naar de nieuwe münt een solidus uitmaakten in Friesland tus-
schen Lauwers . en Flie (1) , waarentegen (sic) de solidus eene waarde had van 2§ denarien
tussehen Flie en Sincfal (2 ), en slechts van 2 denarien tussehen Wezer en Lauwers (3).
Hieruit ontdekt men, dat in Friesland, tussehen Flie en Lauwers, de standpenning eene
hoogere waarde had dan in de meer zuidelijke en westelijke oorden, en dat de waarde in
de meer noordelijke gewesten nog geringer was. Door den muntslag van geld vertoonde
Friesland in sommige oorden meerdere welvaart (4); de Friesche munt stond in meer noor-
(1) Dit is het tegemooordige Friesland.
(2) Het tegenwoordige Noord- en Zuid-Holland, benevens Zeeland.
(8) Thans Oldenburg, Oosl-Friesland en Groningen.
(4) Daar Utrecht in de ondste tijden (zie boven onze bl. 9) tot Friesland behoorde, zal het geld, aldaar cn te
Wijk bij Dunx8tede in de zevende eeuw geslagen, ook misschien Friesch genaamd geweest zijn.
11 *