
I N L E I 1) I N G
TOT DE
NDHISHAHSCHE GESCHIEDENE VAN FRIESLAND
VOM Dt P4CIFI0ATIE V H M ID .
GeKjk van de meeste landen op aarde, zoo is ook de oudste .geschiedenis van
Friesland in veelal ondoordringbare nevelen gehuld. De Romeinsche Geschied-
schrijvers, de hen gevolgde Grieksche, en later de Fränkische Annalisten of
Jaarboekschrijversbenevens de Levens der Heiligen, zijn bijkans de eenige
bronnen voor die oudste geschiedenis. De Friezen zelve hebben weinig over
hunne vroegere lotgevallen nagelaten. Waarschijnlijk zijn zij, met enkele uit-
zonderingen, eerst in de dertiende eeuw iets begonnen op te teekenen (1) ,
(1) Mr. i , ph. c. van den bergh zegt op bl. Yii van het Voorberigt zijner Middel-
Nederlandsche Geogrcvphie, naar de bronnen bewerbt (Leiden 1852): «Het ärmste van
«allen in oude oorkonden is IViesland, dat vd<5r het einde der veertiende eeuw slechts
«betrekkelijk weinig oorkonden oplevert.»
«Ik geloof evenwel niet, dat al dat andere vermeid is , eerder dat het nog in donkere
«hoeken schuilt. Het Charterboek dier Provincie, schoon in reuzengedaante opgetreden,
«is hoogst onvolledig en misfc me§r dan de helft der bestaande oorkonden, om van de
« slordige uitgaaf der teksten nog niet eens te spreken. Ik kan bij deze gelegenheid den
«wensch niet onderdrukken, [en hiermede vereenigt de Schrijver van dit werk zieh van
1*