
 
        
         
		Z.  B.  weegt  3,1  w.  Z6.  Ons  alleen  bekend  in  bet  Koninklijk  Penningka-  
 binet  te  ’s Gravenhage. 
 N°  21  is  een  boddrager  van  Reinoud  IV ,  Heer  Jan’s  zoon.  Hij  komt  in  
 1382  voor  als  bet  wereldlijk  bestuur  over  gebeel  Drenthe  aan  zieh  gebragt  heb-  
 bende  (zie  boven  bl.  588).  In  1404  werd  bij,  gelijk  wij  mede  boven  gezien  
 hebben,  genoodzaakt  afstand  van  zijn  bestuur  te  doen,  en  begaf  bij  zieh  met  
 der  woon  naajr  Gelderland.  Van  dien  tijd  af bleef  Koevorden  zonder  muntslag. 
 De  type  der  vz.  van  dezen  boddrager  is  even  als  die  van  den  onder  N°  20  
 besebrevenen.  Het  omschrift  i s : 
 RSII22SUDVS : DSI i GRK : GÖSBSS : Z i DX1S:  I^OVORD' 
 Type  en  omschriften  van  de  kz.  zijn  even  als  van  N°  .20. 
 Z.  B. 'weegt  3,71  w.  Z5 ,  als  voorkomende  in  de  Verzameling  des  Heeren  
 k e e r ;  ook  was  er  een  bij  wijlen  den  Heer  k a a n  ,  die  3,2  w.  woog. 
 In  de  Verzameling  van  wijlen  den  Heer  j.  b e c k e r .   b z .  kwam  een  eenigzins  
 afwijkend  exemplaar  dezer  muntsoort  voor,  als  bebbende  op  de  v z .,  die  zeer  
 afgesleten  was:  RSIHTSIlDVS 
 Deze  munt  woog  3,8  w. 
 En  hiermede  eindigen  wij 1 deze  afdeeling  van  ons  werk.  Dat  hunne  geldstuk-  
 ken  in  de  19°  eeuw  tegen  goud  opgewogen  zouden  worden,  hadden  de  Heeren  
 van  Koevorden  voorzeker  niet  gedacht. 
 TWEEOE  BIJVOEGSEL  EM  AAMTEEKEMIMGEM  TOT  DEM  
 TEKST  VAM  FRIESLAMD. 
 Bl.  5 ,  reg.  6  van  boven,  staat:  Oostergo  en  Westergo.  Anderen  spellen  
 ■ liever  Oostergoo  en  Westergoo. 
 Bl.  7:  de  drie  groote  afdeeüngen  van  Friesland  (tusschen  het  Zwin  en  het  
 Ftie,  tusschen  het  FUe  en  de  Lauwers,  en  tusschen  de  lauwers  en  de  Wezer).  
 Beter:  tusschen  het  Zwin  en  de  Heker,  tusschen  de  J.ieker  en  de  Eems,  en  
 tusschen  de  Fems  en  de  Wezer. 
 Bl.  8 ,  reg.  4 ,   staat:  b a e b d ,  lees:  b a e r d t . 
 _Bl.  1 4 ,  reg.  9 ,   staat:  ponden,  enz.;  voeg  -bij: 
 De  Heer  Mr.  h .  l .  w ic h e r s   zegt  in  zijne  Ferhandeling  over  de  Groninger  
 Mv/nten,  voornamelijh  die  in  het  Stadsboeh  voorhotnen,  in  de  werken  van  Pro  
 Esccolendo  Jure  P a trio ,  IIIe  Deel,  2e  Stuk  (Groningen  1 7 9 1 ),  bl.  154:  //  Ik  
 « zoude  bijna  denken  dat  de  Schillingen  en  Sterlingen,  met  welke  de  Engelsche  
 " marken  berekend  worden ,  de  oudste  munten  in  Friesland  zijn  geweest,  het zij  
 " dat  wij  gelooven,  dat  dezelve  door  de  Solidi,.  die  in  de  Leges Frisiorum  en  
 n andere  voorkomen,  in  plaats  gesteld  zijn,  het  zij  dezelve  naar  inhoud  van  bet  
 n Oost-Friesche  Landrecht  en-der  zeventien  Kesten  het  eerst  door  r e d n a c h t e s   en  
 // cawigt,  dat  is  r e in o l d a   en  c am m in g a   ,  de Friesche Potestaten  in  de  12e eeuw,  
 " ieder  Schilling  op  acht  Krumsterds  ( 1 ) ,   gemunt  zijn.» 
 In  de  dnistere  zaak  meenden  wij  deze  mededeeling,  ons  later  onder  de  oogen  
 gekomen,  niet  te  moeten  aebterhouden. 
 Bl.  36  staat:  v.  n.  b e r g h   zegt:  L e   hoofdplaats van  Oostergo was .  .  . Dokkum.  
 Voor  de  Saksische  regering  kende  men  in  Friesland  geene  hoofdplaatsen. 
 Bl.  3 7 ,  reg.  4  van  onder,  staat:  domnus,  lees:  (of  dominus.) 
 (1)  jDubbele grooten.