
gedurig van Schilden gesproken. Dit Stadsboek bevat ook geene verordeningen
over de munt, in Boisward geslagen werdende, waaruit men zoude kunnen af-
leiden, dat eerst in het late najaar van 1455 voor het eerst in Bolsward gemunt
is; te meer, daar men zieh bij de bepaling van boete in 1455 nog'van Fra-
neker Schilden bediende, waartoe men, indien de Munt der stad reeds bestond,
voorzeker de stadsmunt zoude gebezigd hebben. Zie dit alles bij Mr. j . dirks
in de mije Fries, I II , bl. 65, 66, vergeleken met D. YI, bl. 37.
Reeds hebben wij doen opmerken, dat de Bolswàrdsche munten van een zeer
laag gehalte, ja meest van zilver biljoen zijn.
In eene publicatie van Schepenen en Raad van Deventer van het jaar 1478,
dus het zelfde jaar waarvan de vorige halve stuiver is , wordt de prijs bepaald
waarop Kleefsche, Keulsche, Neussche, Groninger en andere munten te Deventer
loop zouden hebben; ook andere geldstukken, zoo staat er b. v.: //Item
//engelsche en colsche stoters voir iij st. Item olde brasp. voir iij kr (kromstaarten).//
,
Doch omtrent de munten der Abdis van Essen in Oostfriesland en die der
Eriesche steden, met name die van Sneek en Bolsward, klonk het anders ; zij
waren niet waardig getarifeerd te worden,' — en werden voor ongangbaar
verklaard.
» En voirt der vrouwen gelt van essenden (1), zneker en bolzweerder-en.voirt
//alle heggemunte van oeren renten nyet te ontfangen voir enich gelt (2).//
En dit was geen tijdelijke maatregel, gegrond op den indruk of den luim
van het oogenblik (hoewel men zieh in geldzaken zelden aan luim overgaf noch
overgeeft); tien jaren later, dat is in 1488, lezen wij in eene Ordonnantie
door de steden Deventer, Kampen en Zwolle, gezamenlijk met Groningen,
op de munt gemaakt:
» Oick salmen uerbieden allé heggemunten (3) ende Vriesche gelden, golt
j.x, i.XV, enz. Ook van flaemsche (grooten) is aldaar sprake. Zie x ix , xxxn,
j yj. Deriien zulke jlaevwkea maakten een oud schild, N° I.XXXIX, bl. 561.
(1) Dat is de Abdis van Essen in Oost-Yriesland.
(2) Zie Overijsselsche A.lmanak voor Oudheid en Letteren', 1853, bl. 233.
(3) Hegge- of haagmmten zijn de zoodanige, die achter heggen en strniken, dat is
a ende siluer voir gien gelt [d. i. ongangbaar] bynnen onsen steden ende be-
//wynden van Deventer, Campen ende Swolle, daeromme lanx gelegen to ont-
»fangen. Mer alle andere Heeren ende Steden gelden ,salmen setten op sijn
»werde nae beloep dess payments voirss. (1).//
Daaronder waren dus, naar het schijnt, alle munten der Friesche steden, en
dus ook die van Bolsward, begrepen.
De munten van 1476, 1477 en 1478 zullen door zekeren jan van der r ie t ,
een-ütrechtenaar, geslagen zijn, gelijk blijkt uit een stuk, aan Mr. j . dirks in
der tijd toegezonden door wijlen den zoo ijverigen als gedienstigen Geschiedon-
derzoeker j . dodt van Flensbwg te Utrecht. Dit stuk, getrokken uit het stads-
briefcopijboek van Utrecht, van 1470 en volgende jaren, berustende in het
Stedelijk Archief aldaar, is van den volgenden inhoud- (2):
// Hoghen Edelen ende Moghenden voersichtighen wisen Heren, den Cancelier
// ende Hoghen Raden des Hoechgheboren Doerluchtighen moghenden Forst ende
n Heer ’s Hertoghen van Oistenrijc, van Bourgondien &c., ende voert allen den
u ghenen, die desen onsen openen brief sullen sien of hören lesen, onsen lie-
//ven Heren ende bisondere goeden vrunden , Borghermeysteren, Scepenen ende
//Raden der Stadt van Utrecht, onsen goetwillighen dienst ende vruntlike
// groete, elken nae sijn behoren. Wij begheren Uwen Moghenheden ende
//Eersaemheden dienstelike ende vruntlike te weten, die zelve voer die ghe-
./ rechte waerheit, mit desen onsen openen brieve certificerende, dat in den
// jare van tachtentich lestverleden, een ghenoempt jan van der r ie t , die
nmuntemeyster te Boelsweert plach te wesen, onse ondersaet, van onbehoerlike
// hanteeringhe die hij in derselver munte te Boelsioeert ghedaen ghehadt soude
n hebben, alhier belast ende in ghevangenisse gheleghen heeft; ende na dat wi
//goede neersticheyt, diligencie ende inquisitie, om die waerheit daervan te
n weten, ghedaen ende doen doen ghehat hadden, ende denselven jan van dien
buiten de steden en in het verborgen, vervaardigd werden. Kiliaen -zegt eenvondig op
haegh-munt numisma reprobatnm.
(1) Zie de Munten der Meeren en Steden van Overijssel, Haarlem 1854, bl. 279.
(2) Zie de vrije Fries, IV , bl. 44.
14