
 
        
         
		en  meer  opbrengende  dan  zomergranen)  kunnen  aanwenden.  De  groote kosten,  
 aan  dien  arbeid  verbonden,  leidden  tot  vereeniging  van  gebeele  dorpen  of  dis-  
 tricten.  De  ondste  bedijkingen  van  grooteren  omvang  sloten  een  gebeel  regts-  
 gebied  o f  district  in.  Daar  deze  arbeid  voor  e-nkelepersonen  omnogelijk  was,  
 sloeg  men  de  handen  in  een,  en  bragt  nu  door  vereenigde  magt  tot  stand,  
 't  welk  voor  enkelen  onuitvoerbaar  was.  Eindelijk  begon  men  ook  zeedijken  te  
 leggen,  en  gaf daardoor  een  geheel  ander  aanzien  aan  Groningerland.  Behalve  
 die  van  Emo  en  Menco,  sehijnen  er geene oudere  berigten  van  ’t  bedijken  aldaar  
 bekend  te  zijn,  dan  die  van  1 2 8 5 ,  voiksbesluiten  inhoudende,  welke  te  Sebaldeburen  
 in  de  jaren  1207  en  1272  zijn  vastgesteld.  In  bet  volksbesluit  van  
 1272  worden  strenge  straffen  gesteld  op  het  wonden  van  dijkregters  of  die  hen  
 in  het  sehouwen  vergezelden.  In  dat  van  1207  wordt  van  een  dijk -te  Langewold  
 melding  gemaakt;  thans  is  die  plaats  eenige  uren  gaans  van  de  zee  ver-  
 wijderd, maar was  er  toen  aan  gelegen,  zoodat  het insluiten  van  een dijk  destijds  
 wel  noodig was.  De Lauwers  vormde  toen  een  breeden  stroom,  waar  zij  zieh  in  
 de  nabijheid  van  Sebaldeburen  in  den  wijden  zeeboezem  uitstörtte,  waaruit  in  
 latere  eeuwen  de  Ruigewaarden,  Kollumemieuwland  en  Burum  zijn  aangeslijkt. 
 In  deze  streek  zijn  dan  ook  zeer  vroeg  andere  dijken  tegen  dien  boezem  op-  
 geworpen,  en  later  allengskens  landen  uit  de  aanslijking  aangewonnen.  Op  die  
 oude  dijklegers  zijn  de  dorpen  Yisvliet,  Orijpskerk  en  Niezijl  gebouwd.  Mm-  
 nikezijl,  eene  zijl  of  sluis  in  dezen  omtrek,  wijst  doör  baren  naam  op  de  
 monniken,  die  haar  hebben  doen  aanleggen. 
 Niet  overal  slaagde men  even  günstig  in  bet  daarstellen  van  genoegzaam vaste  
 dijken;  de  Eemsdijken  toch  werden  in  dit  tijdvak  meermalen  doorgebroken;  
 overstroomingen  sloopten  in  het  Oldambt  uitgestrekte  landen,  welke  van tijd  tot  
 tijd  dien  inham  hebben  gevormd, welken wij  thans onder  den naam van Dollard,  
 en  aanmerkelijk  weder  ingekort,  kennen.  Voor  de  14®  eeuw  liggen  echter,  zoo  
 als  wkstendorp  te   regt  aanmerkt  (1 ),  alle  bijzonderheden  over  den  dijkbouw  
 in  het  duister.  Gebrek  aan  kennis  in  denzelven,  de  armoedige  toestand  der  
 landlieden,  en  daarenboven  nog  de  önwil  van  sommigen,  waren  natuurlijke 
 (1)  t.  a.  p.  bl.  103. 
 oorzaken  van  den  siechten  staat  der  dijken :  de  gevolgen  waren ,  gelijk  wij  ook  
 in  Friesland  en  Overijssel  gezien  hebben  (zie  boven  bl.  1 2 7 ,  en  in  onze Munten  
 der  Heeren  en  Steden  van  Overijssel,  bl.  4 0 ,  5 1 ,  5 3 ,  6 8 ,  7 8 ,  8 5 } ,  :Over-  
 stroomingen,  verwoestingen,  hongersnood,  ziekte  en  steifte.  De  geschieden*  
 der  noodlottige  overstroomingen  leert  ons  den  armoedigen  toestand  der  landlie-  
 den,  die  zoo  dikwijls  daardoor  niet  alleen  van  have  en  goed,  maar  soms  bij  
 duizendtallen  van  het  leven  beroofd  werden,  kennen.  Van  den  treurigen  onwil  
 van  sommige  landlieden  maakt  de  gesohiedenis,  of de  overlevering  bij  gelegen-  
 heid  van  het  ontstaan  van  den Dollard,  mede  gewag.  Een  rijk man  in Reider-  
 land,  onder  anderen,  met  name  Tiddo  Winninga,  verklaarde,  dat  hij  zijne  
 landen  liever  eene  lans  hoog  onder  water  wilde  zien,  dan  tot  de  kosten  der 
 dijken  bijdragen  (1), 
 Schatbare  bronnen  voor  de  oude  gewestelijke  gesohiedenis,  bijzonder  van  Fi-  
 velgo,  waarin  tevens  van  den  aanleg  van  ’t  dijkwezen  en  den  waterstaat  is  op-  
 geteekend,  vinden  wij  in  de  kronijk  der  waarheidlievende  en  naauwkeurige  
 Schrijvers  emo  en  menco,  Abten  van  Wittewierum  (2).v  —  '  '  : 
 Beter  dan  elders  boden  de  dijken  aan  de  vloeden  weerstand  in  Fivelgo.  
 Wij  mögen  dat  toeschrijven  aan  de  meerdere  zorg,  welke  hier,  vooral  door  de  
 Wierumer  Abten,  aan  ’t   dijkwezen  werden  besteed.  Bij  de  zware  overstroomingen  
 van  1267  bleven  de  dijkwerken  van  Fivelgo  in  goeden  staat,  terwijl  die  
 elders  bijna  overal  door  dien  hoogen  vloed  werden  doorgebroken.  Menco  geeft  
 daarvoor  als  reden  op:  omdat  dit  landschap  zijne  dijken  meer  dan  de  andere  
 kwartieren  had  verhoogd,  en  de  orde  en  het  regt  er  sedert  twaalf jaren  en  langer  
 ,  zonder  aanzien  van  persoon  of  rang,  waren  gehandhaafd  geworden.  Hij 
 (1)  D i j k e m a ,  bl.  158;  zie  ook  het  werkje:  Be  Bollard,  of GesoUed-,  Aardnjls-  en  
 NaUmrhmdige Bescirijving van deem toeeem der Heme,  door  a. a .   s t h a t i n u i i   en a .   a .   v e -   
 h e m a ,   Gion.  1855.  Daarin .wordt  de  yergane  landstreek,  het  ontstaan  van  den  Dollard, 
 de  wederindijking  tot  dezen  tijd,  enz.  beschreven. 
 (2)  Daaruit  heeft  dan  ook  voomamelijk  Dr.  s .  w e s t e n d o e p   gepnt  voor  de bijzonderheden  
 der  oudere  Groningsehe  Geschiedenis,  medegedeeld  in zijn  Jaatboelt  vm en  voor  de 
 Prmmoie  Groningen.  In  die  Ujzonderieden knnnen  wij  in dit overzigt,  gelijk onze  lezers 
 gemakkelijk  bevroeden,  niet  treden.