
lea weder verwoestten, wat aan de dijken hersteld was. Daarop volgde in 1 2 8 7 ,
onverwachts des middernachts, de noodlottigste van alle watervloeden die Groningen
immer hebben getroffen. De bloeijende landstreek van Reiderland vooral
bood een hartverscheurend schouwspel aan. Reeds eeuwen bewoond, de wieg
en bakermat van duizende nijvere menscben, bebouwd met eene menigte dorpen,
prijkende met een vlek en eene stad, werd zij nu der slooping prijs gegeven.
Duizenden menscben (eene oneindige menigte, zegt de Kronijkschrijver) werden
hier en daar eene prooi der golven. Kerken en kloosters werden omvergewor-
pen; zeer vele steenen huizen weggeslägen, have en goed verwoest; akkers,
door ’t water onderwoeld, werden losgescbenrd en een spei der golven. Wou-
den werden doorgebroken, losgerukt, verwoest en in zee gedreven. Dit herin-
nert aan ’t scbouwspel, door Plinius ongeveer in die streken ruim 12 eeuwen
vroeger gezien en bescbreven (1).
Met de inbraak van 1277 was de Dollard in zijn beginsel ontstaan; de ge-
duehte overstrooming van 1287 vergrootte alzoo het reeds begonnen werk der
verwoesting. Nu de inbraak eens begonnen, en de dijken meerendeeis verwoest
waren, Was er aan geen herstel, en alzoo aan geen beteugelen van de inspoeling
meer te denken; inzonderheid niet bij de verdeeldheden en den onwil van som-
migen om bij te dragen tot het algemeene dijkwerk, waarvan de overleveringen
verbalen.
Langen tijd bleef deze inbraak ten oosten ' van de Ee of Aa beperkt; maar
eindelijk verzwolg zij ook dat riviertje, en drong nu allengskens meer land-
waarts in. Zij breidde zieh ten zuidoosten van Pinserwolde uit. j^p Aan de
westzijde van de E e , in het Oldambt, hadden de dijken zoö veel niet geleden.
Dit beurde daar den moed op : men begon ijverig de hand te slaan aan ’t her-
stellen der dijken, waardoor veel land bebouden bleef. . Door ’t verdwijnen van
de Ee, waren de sluizen bij Oosterreide nuttelöos geworden. Daar de inbraak
zieh naar bet westen sterk begon uittebreiden, besloot men in 1454 gemeen-
schappelijk, namelijk bij overeenkomst van Stad' en Lande met het Oldambt,
benevens de naburige Prelaten, een zwaren dijk tegen de verdere uitbreiding
( 1 ) Zie d i j k e m a , b l. 2 1 0 .
aan te leggen. Deze dijk brak in 1507/ en vervolgen» meermalen door , zoodat
ook bij moest verlaten en weder meer binnenwaarts een andere aangelegd
worden, dien men op ’t jaar 1545 stelt. Ook van den anderen kant begon
men toen of' vervolgens met vereende krachten een dijk ; tegen de verdere in-
spoeling op te werpen. Als eene bijzonderheid vermeldt Emmius van de gewel-
dige overstrooming van 26 Septr> 1509,. die vooral aan de Oostfriesche zijdebet
noodlottigst was, boe daar een stuk land, waarop 1 0 o f l 2 runderen liepen te
weiden, losgescheurd werd en met den wind naar Reiderland overdreef; boe
stukken gronds, met zware eikenboomen bezeb, werden onderwoeld en opgehe-
ven, en als drijvende eilanden voortgestuwd, op andere plaatsen nedergezet,
alwaar ze bleven groeijen, //zijnde daarvan in het jaar 1580 nog. een eiken-
boom in bet volle loof ter verwondering der aansebouwers aanwezig.» Alzoo .is
de Dollard niet in eens, maar van tijd tot tijd ontstaan en uitgebreid, in een
tijdvak van ongeveer 21 eeuwen. i Längs de Eems was de bodem kleiachtig,
en hooger gelegen dan meer binnenwaarts, zoodat het eerste eenmaal doorgebroken
zijnde, h e tlig te losse binnenland later gemakkelijk kon weggespoeld worden.
Nog in de 15® eeüw waren de dorpen Oosterreide, Tijsweer, Swaag,
Wilgum, Uiterpogum, Eletum en. Torum aanwezig. In bet stadje Torum moet
in het jaar 1507 nog bet geregt gehouden zijn (1) Het eiland Nesserland
bij Emden is tbans nog ’t voömaamste overblijfsel van het weggespoelde Reiderland.
Hier en daar bleven van de kleilanden groote stukken over, die als zoo vele
eilandjes zieh boven de zee verhieven.
Alle de verschiffende dorpen en gehuebten die acbtereenvolgens in den Dollard
verzwolgen zijn, alsmede de namen der kloosters, worden opgenoemd door
dijkema. (a. vf. bl. 214 en 215) en anderen. Onder deze plaatsen was Reider-
wold het voomaamste vlek. Als eene bijzonderheid van de Weelde, welke toen
(1) Het moet eene belangrijke marktplaats, geli-jk sommigen willen zelfs met eene munt,
en misschien wel de hoofdplaats van Reiderland geweest' zijn: er woonden niet.minder d a n
acht gondsmeden. Emmius (f 1625) verhaalt, dat mentenzijnen tijde nog, na een Sterken
aanhoudenden oostenwind, de overblijfsels der oude gebouwen en straten heeft kuiinen zien
en, onder bet puin, nog soms geld, eenmaal een pot vol zilveren muntstukken, gevonden
heeft, waarvan bij zelf eenige had gezien.