
 
        
         
		van  vier  jaren  het  dragen  van  alle  wapenen  afschaften,  terwijl  roeden  dezelve  
 zouden  vervangen  (1). 
 In  de  vroegste  tijden  tot  in  de  13®  eeuw  hadden,  gelijk  wij  boven  reeds  
 zeiden,  de Geestelijken  veel invloed  in  Groningerland  op  de  leiding  van  rege-  
 lingszaken, waartoe hunne meerdere kennis  en  grooter  landbezit  zeker aanleiding  
 gaven.  Bij  de opgave  der Verorderungen  op  dijken  is  zulks onder  andere  reeds  
 gebleken.  Van  daar dan ook  dat het  maatschappelijke  leven  uit  die tijden eene  
 geestelijke  tint  vertoont.  Nogtans waren  de  Friezen en Groningers minder sterk  
 geboeid  door  kerkeiijke  banden  dan  vele  andere  volken.  De  geestelijke  en  
 kerkelijke  tienden waren  bij  hen  wel  in  gebruik,  maar  zij  sohijnen  minder  
 streng  te  zijn  ingevorderd. 
 De  leefwijze,  zeden  en  gewoonten  der  landlieden waren  raw,  nog  niet  door  
 wetenschap  onderlegd,  alzoo  ook  woest.  Dit  leidde  tot  veelvuldige  twisten  en  
 vechtpartijen,  waartegen  de  gewestelijke  wetten  zoo  vele  strafbepalingen  be-  
 vatten. 
 De Sehieringer-  en  Vetkooperstwisten,  zoo  berucht  in  de  Geschiedenis  van  
 Groningen,  het tegenwoordige Friesland  en Oostfidesland, zijn in  de  laatste  helft  
 der  14® eeuw ontstaan,  hebben vele jaren gewoed  en werden met  barbaarschheid  
 gevoerd.  De  voomaam'ste  geslaehten  en  aanzienlijkste  familien  namen  hierin  
 deel,  alzoo  natuurlijk  ook  de  ondergeschikte  bevolking.  De  stad  Groningen  
 bleef niet  in  gebreke  om zieh  in deze twisten  te mengen  en  die  partij te kiezen,  
 waarbij  zij  het meeste  belang kon hebben.  —  Die  tooneelen  brandmerken  ook  
 de Geschiedenis  van Groningen.  Verwoesting,  roof,  moord  en  brand  hadden  
 als  geen  einde.  Een  aantal  dorpen,  kerken  en  kloosters  werden  verwoest  en  
 verbrand,  en daardoor gingen  ontelbare  voorwerpen  der  oude  kunst  verloren,  
 en  onder deze ook  ongetwijfeld een  aantal der oudste Groningsche munten.  Niemand  
 was  veilig in  of buiten  zijn  huis:  waande  men  dat vrede  en  rust  in  den  
 lande waxen  teruggekeerd,  dan  klonk  op  ’t  onverwachtst  het  akelig  noodge-  
 schrei over beemd en  veld  en wekte  den stillen  landman  uit  de verpoozende slui-  
 mering. —  Deze middeleeuwsche  twisten waren  eigenlijk  niets  anders  dan  roof- 
 (I)  W e s t e n d o b p ,   II,  21. 
 togten, waarin  buitmaken  en  verwoesten  de t hoofdzaak  waren.  Wij  komen  er  
 in  de  volgendei afdeeling  nog  eens  in  meer  bijzonderheden  op  terug. 
 Men  weet  niet wanneer  het buskruid,  dat in Holland  het  eerst  bij  de belege-  
 ring van het kasteel Rozenburg  is  gebezigd,  in  Groningen. voor  de  eerste maaL  
 tot  aanval  of verdediging gebruikt  is  geworden.  Tot  op  dien  tijd  wierp  men  
 met-blijden  steenen,  soms van  1300 ponden, met  steenbussen van meer dan  200  
 ponden.  Gedurende  de  zoo even  vermelde  onlusten  zijn  de  zoogenoemde  borgen  
 of  bürgten, wier  oudste  oprigting  missehien  uit  de  tijden  der  Noormannen  
 dagteekent,  vooral in  aantäl  vermeerderd:  Dijkeha meent  (1)  dat de  naam  
 aanduidt,  dat  ze  schuilplaatsen  waren  tegen  de  razende  woestelingeni (  De  
 bürgten  werden  eerst  van  tuf-  later  van  baksteen  gebouwd,. met muren om-  
 ringd,  die  dan met  torens,  als  zoo  vele  forten  voorzien,  eh  door  een  of twee  
 breede  graohten werden  ingesloten.  Daarenboven  stonden  er op  de  binnqnplei-  
 nen  nog Versterkte  steenen  huizen.  De muren waren van verbazende  dikte;  die  
 der grondvesten van ’t gesloopte slot Onstada te Sauwerd werden op  eene dikte  van  
 ruim  12  voeten Groningsche maat  bevonden.  Dat  slot moet  een  der Rechtste en  
 prächtigste' bürgten van Groningerland  geweest zijn.  De stedelingen hebben het,  
 aan  ’t  hoöfd  der  Schieringers,  in  1400 ingenomen  en  ten  gronde  toe  verwoest; 
 Ailco Onsta met zijne zeven  zonen  en  eenige hoofden der. Vetkoopers  in  Groningerland, 
  hebben te vergeefs gepoogd om het Leenstelsel aldaar op eene breede schanl  
 in te voeren,  dat in de Ommelanden  onbekend en slechts in  het Gooregt beperkt,  
 onvolledig  en  voor korieren  tijd,  heeft  bestaan.  De  Groningers  zetteden  den  
 oudsten  broeder,  a e p c o   o n s t a  ,  zeven jaren  op  hunne Boteringepoort gevangen. 
 Veelvuldig waren  ook  de  woeste  rooftogten  en geveohten,  die gedurende  den  
 tweespalt der  Schieringers  en Vetkoopers  op'de Eems  voorvielen.  In  die  stre-  
 ken  leeft  nög  de  overlevering  van  den beruchten  zeeroover1 s t o b t e n b e k e r . 
 Schoon het  dijkwezen  en  de  akkerboüw  gedurende  het  hevigste' der  woelin-  
 gen  verwaarloosd  werden,  en  duurte,  door misgewassen,  overstroomingen,  vee-  
 sterfte,  benevens  verwoestingen door  menschen  aangeregt,  tijdelijken  achteruit-  
 gang  veroorzaakten,  was  er  over  het  algemeen  echter  vooruitgang.  De  toene- 
 (1)  Bl.  290.