
 
        
         
		Z.  B.  (de  munt  is  van  beter  gehalte  dan  de  vroegere)  weegt  1*6  w.  en  is  
 van  Z®.  Wij  ontmoeteden  haar  alleen  in  de Verzameling des  Heeren  stricker  
 te  ’s Gravenhage. 
 Op  N"  5  is  de  type  van  beide  zijden weder  de  zelfde,  en  luidt  het  omschrift  
 der  voorzijde,  na  het  dusgenaamde  Geldersche  kruis: 
 mOX! * I20V2S * PB2SJ3  .  .  25RSD  
 d.  i.  Moneta  nova  Frane-  of  niharen(sis). 
 Op  de  kz,  staat: 
 Kßxio * o om m i * trt * äs s. 
 K.  B. weegt 1,4 w. en is van Z®.  Vroeger werd het stukje  afgebeeld in  de urige  
 Fries,  en  door  Mr.  j.  dirks  besohreven  in  deszelfs  IV® Deel,  onder  N"  12;  
 toen  was  het  in  het  bezit  van  den  Heer  de  coster ;  thans  in dat van  onzen 
 vriend  den  Heer  otto  keer  te  Amsterdam. 
 De  kennis  aan  onze N“  6  zijn  wij  verschuldigd,  eensdeels  aan den tekst,  anderdeels  
 aan  de  afbeelding  (boven  de  Voorrede  van  het  derde,  ten jare  1767 
 uitgegevene, Deel), bij  m ad a i  in  zijn  Vollständiges  Thaler- Catinet  in  chronologischer  
 und genealogischer  Ordnung.  Hij  zegt  nopens  deze  munt,  aldaar  op  bl.  
 523,  waar  hij  onder  N°  29  der  Stedeinunten  aFraneckeru  (sic)  behandelt:  
 u N“  4882.  Dickthaler  von  1490  mit  dem  quadrirten  Wapen  auf  einem  
 u Liliencreutze,  und  zwey  Schildern,  darüber  ein  Helm.  Fa pacem  Fne  in  
 n diebus  nris.u 
 In  Deel  II  had  hij  op  bl.  759  deze  munt  aldus  beschreven:  
 nM o n e ta   n o v a   p r aN e k e r a n a   1490.  Das  quadrirte  Wapen,  welches  den  
 » Friesischen Löwen  und  eine  Glocke,  als  das  Stadtwapen,  enthüllt,  auf  einem  
 ii Liliencreutze . R.)  d a  : pacem : d n e  : in  : d ie b u s   : n r i s '  Die  beyden  Schilder,  
 »darüber  ein  gecrönter  Helm,  woran  sie  angeheftet  sind,  mit  einem wachsen-  
 ii den  oder  hervorkommenden  Löwen.  —  Ist  ein  hauptrarer  Dickthaler  mit  
 n Mönchsschriften  auf  beyden  Seiten.» 
 Te  regt  merkte  Mr.  j .  dirks  in  de  vrije Fries,  D.  V ,  bl.  174,  en  D.  VI,  
 bl.  40,  aan,  dat  deze  munt  waarschijnlijk  geen  Thaler geweest  is,  maar  een-  
 voudig  een  proef,  piedfort of rigtingmunt  van  eenen  snaphaan  oiflabbe  (waarom  
 ook  niet  van  den  stuiver,  ook  wel  eens  schelling  genaamdP). 
 Op  de  vz.  ziet  men  een,  op  een  in  bloemen  eindigend  en  dus  zeer versierd  
 kruis,  liggend  gevierendeeld wapenschild.  In N°  1  en  4  twee  klimmende  leeu-  
 wen,  in  2  en  3  even  zoo  vele  klokken.  Omschrift: 
 £120120  |  I 2 0V2S  |  PR 2IX2  [  R   1X90 . 
 Ook  zegt  Mr.  j .   d i r k s -te  regt,  dat m ad a i  zieh  vergiste, meenende dat  de  
 leeuw  in  het  wapen  den  Frieschen  zoude  voorstellen;  aangezien  dat  gewest  ten  
 jare  1490  nog  geen  eigen  wapenschild bezat,  vermits  zoowel  Ooster-  en  Wes-  
 tergoo,  als  de  Zevenwolden  en  de  Steden öp  zieh  zelve  stonden,  zoodat  van  een  
 gemeenschappelijk wapen  nog  geen  sprake  kon  zijn.  Het  tegenwoordige  Friesche  
 wapen  is  eerst,  gelijk  wij  later  uit  de  munt  van  Albert  van  Saksen,  met  het  
 jaartal  1500,  zullen  leeren,  ten  tijde  van  de  Saksische  overheersching  ontstaan,  
 en  van  dat  van  West-Friesland met  eenige  verandering  overgenomen.  De Heer  
 d i r k s   brengt  Verder  bij,  dat,  volgens  getuigenis  van  j a r i g   r i j k l e s   (Mr.  
 j .   r o o r d a  ,  een  geletterde  uit  onzen  tijd),  n Oostergoo  vroeger  zegelde met  hare  
 » twee  balken  op  de  stins  Barrahuis  onder Wirdum; Westergoo met hären dwars-  
 n lalh  te Hertwerd  [later  te  Franeker],  en  Zeven  Wauden met  deszelfs zeven boo-  
 n men  [eerst  in  het  begin  der  vijftiende  eeuw  tot  een  geheel  verbonden]  te  
 » Bottwm  (1),» 
 Zevenwolden  en  de  Steden  kwamen  zelfs  eerst  na  1500,  qua  corpus  op  de  
 Lmdsdagen. 
 De  leewo  op  deze  Franekermunt  is  dus,  gelijk wij  ook  reeds  boven  bij  N'  1  
 opmerkten,  die  uit het  familiewapen  der  Sjaerdema’s.  Wanneer  en  hoe  Franeker  
 aan  den Klok  in  deszelfs  wapenschild  is  gekomen,  is  onzeker.  Zij  voert  in  
 een  veld  van  azuur  (blaauw)  eenen  klok  van  zilver.  De  Heer  dirks  meent,  
 dat  het  Franeker  wapenschild  op  deze  munt  geplaatst  is,  omdat  de  magistraat  
 dier  stad  aandeel  zal  gehad  hebben  in  het  Muntmeesterschap. 
 Het  veld  der  kz.  wordt  gevuld  door  eenen  gekroonden  en  versierden  heim,  
 met  een  klimmenden  leeuw  en  sautoir;  twee  wapenschilden,  het  eene  dat  der  
 Sjaerdema’s,  het  andere  dat  van  Franeker,  hangen  in  van  elkander gekeerde  
 rigting  van  den  heim. 
 (1)  Vergelijk  wonp  van  th a b o r ,  Kronijk,  IV ,  2.