
ii meester bewaard. Hij heette Matthaeus Nyekamer en schijnt een Oostfries
// geweest te zijn (1).
„De betrekking, waarin hij voorkomt als onderhandelaar met leeuwarden,
//over de övergave dier stad (eene zending, waarin hij slaagde), duidt aan, dat
//het Muntmeesterschap eene der eerste in rang daar te lande was (2). Twee
//jaren later, in 1500, schijnt er een andere Muntmeester geweest te zijn.
// Friesland stond destijds tegen Hertog Albrecht op, en belegerde zijnen zoon
//•Hendrik in Franeker. P etros van thabor meldt ons althans, dat, nadat
//men den Slotvoogd van Sloten gewond en gevangen had, en Slotens sterkte
// belegerd werd, des Hertogs Muntmeester het huis niet langer durfde te verde-
/, digen, maar het aan de Sneekers en eenige lmelingen overgaf, er bijvoegende:
» Alsoe dat die Muntemeyster mit sijn twie kisten, ende dat guet dat daenn
»was, ende sijn knechten mit hoer gueden solden sie feylighen wtten landen,
„als sy deden op State Urbanus dach (25 Mei 1500) (3).// - Schotanus,
,/dit voorval verhalende, ’ schijnt dezen Muntmeester Gouverneur oswaldt te
„noemen, want hij voegt er hij: //hy is, met syn knechten ende goederen, uyt
//et landt gebannen (4).// ! ! ' Z ■
„De Munt te Sneek' was dus reeds voor den dood van Hertog Albrecht van
(1) In onze Munten der Meeren en Steden vm Overijssel (Haarlem 1854), bl. 522,
wordt vermeld,, dat op den 28 November 1524 door «Bnrgermeysteren, Seepenen ende
«Baedt der Stadt Campen» een verdrag gesloten is geworden «met Meester Meriten
«Nyekamer, muntmeister, om byrinen der stadt Campen een nye mun e op e nc en
.ende te munten.» De punten van verdrag zijn aldaar te vinden Aangezien Meriten
in het Latijn m a r t in u s geschreven wordt, zal m a t t h a e u s een ander geweest zijn.
E. Beninga , Historie van Oostfrieslant, bij matthaetjs , na ec a, , , p
424. Deze teekent aan, dat marttnus nukameb in 1492 Secretaris van Grarf ehzaeb
van Oostfriesland was. Hertog a eb e e ch t overleed in 1500, in het hn.s dte oude Mmte
te Emden, welk hnis maetihus nukamee (in 1588 enz. Bnrgemeester van Emden) aan
Gravin an n a oVerdroeg. De famüie mikamee schijnt dns eene Mnntmeestersfamilie, en
bevriend met Hertog a l b e e c h t geweest te zijn.-
(8) Historie vm Friesland, door p e t e u s t h a b o b i t a ; v i s s e e en a m e e s e o o e b t , ArcAief,
n , bl. 158 en 105—106.
(4) C. S c h o t a n u s , Geschiedenissen vm Vrieslandt, 1658, bl.
// Saksen weder verloopen, na naauwelijks twintig maanden bestaan te hebben.
//Geen wonder dat dan ook de munten, door hem als Gubernator Frisiae, Be-
// windvoerder van Friesland, geslagen, zeer zeldzaam zijn, en sommige derzelve
//in groote Verzamelingen geheel gemist worden.//
Tot dus verre de Heer d irk s , aan wien wij ook de kennismaking met
de eerstvölgende munt mede alleen verschuldigd zijn.
N' 1 dan is eene munt, omtrent welker al of niet mededeeling wij eenigen tijd
in twijfel gestaan hebben. Alleen de plaatsing van het jaartal 1498 onder het
Rijkswapenschild; eene plaatsing, waaitoe men zieh toch niet zal verstaut hebben,
wanneer .het jaartal op de munt, die men afbeeldde, niet te vinden
ware; — deed ons tot de opneming in dit werk besluiten.
De Heer d irk s ontleende de afbeelding aan het boek van s. f r a n c k , Illustris
Nummophylacii w ilh e lm o -e rn e s tin i , quod Vimariae [Weimar] fu lg e t, rariores
bracteati nummique flgwris aeneis expressi. Vimariae 1728, fol., Tab. V II,
N" 9; de tekst aldaar geeft geene opheldering. Het is , volgens de grootte,
een thaler of daalder. Over den eersten oorsprong en de benaming dezer munt-
soort handelden wij in onze Munten der Meeren en Steden van Overijssel,
bl. 226-, maar, aangezien de oudste Thalers eerst van het jaar 1518 dagteeke-
nen, is het bewusta stuk ongetwijfeld geene munt. Men vergelijke dergelijke
- Keinerlijke stukken van de jaren 1484 en 1486 bij van m ie r is , Historie der
Nederl. Forsten, Deel I , bl. 275.
Het heeft op de vz. het Hertogelijke, vierveldige en met een klein wapentje
als surtout gedekte wapenschild, liggende op een in bloemen eindigend, en ak
zoodanig niet te herkennen kruis.
In dat wapen heeft het 1= kwartier den leeuw van het Landgraafschap Thüringen;
het 2e de Paltzgrafelijk-Saksische arend; het 3e de Landsberger balken
van het Hertogdom Moravie; eindeüjk in het 4e den leeuw van het Markgraaf-
schap Meissen; alles gedekt door het Hertogelijk-Saksische wapen, bestaande uit
vijf horizontaal geplaatste gouden balken op een zwart veld, over welke een
gedeelte van eenen groenen ruitkrans in eene schuinsche rigting geplaatst is (1).
(1) Deze munt is beschreven in het werk van Dr. p . A . v o n l a n g e n n , getiteld: Herzog
Alhrecht der Beherzte, Stammvater des Kon, Hauses Sachsen, Leipzig 1888, p. 598.