
En dan volgt de evaluatie, waarin Engelsch, Fransch, Vlaamsch, Geldersch,
Hollandsch en Henegouwsch geld voorkomt.
Wanneer wij nu eene gissing in het midden mögen brengen, nopens den tijd,
waarin de boven beschrevene munt van Hertog Jan van Beijeren te Maxsum
geslagen zonde zijn, dan nemen wij bet tijdstip aan, dat, ten jare 1 4 2 0 , het hoofd
der Vetkoopers Focko Ukena te Hinlopen geland zijnde, en de Schieringers al-
daar eene nederlaag toegebragt hebbende, hij daarna het beleg voor Sloten sloeg.
Toen kwam, gelijk wij boven gezien hebben, Hertog Jan van Beijeren deze
laatste stad te hulp. Misschien had het leger der Schieringers, dat van Stave-
ren, waar zieh waarschijnlijk de Munt bevond, afgesloten was, behoefte aan
betaling, en het Jan van Beijeren alstoen op eene der Staten of Stinsen van het
oude dorp Marsum, waar zijn hoofdkwartier zieh kan bevonden hebben, de be-
wuste dubbele grooten slaan. Marsom ligt slechts op J uur afstand van Leeu-
warden (waar omstreeks 1417 de partij der Vetkoopers of Keizerlijken de grosch
of groot heeft laten munten, reeds tweemalen door ons vermeld) en zeer nabij
Franeker, dat, door Jan van Beijeren bevoordeeld, tot het laatst toe zijne partij
aankleefde. Marsum nu is een oud en vroeg bewoond plaatsje, blijkens de
hooge terp, waarop kerk en toren staan. Men had er vroeger de Staten: Heringa,
Dotinga, Groustra, Sirtema Grovestins en het klooster Franjum. De
straatweg van Leeuwarden naar Franeker loopt er thans door.
Van Marsum in Groningen kan hier geenszins sprake wezen, aangezien de
magt van den Hertog van Beijeren in dat Gewest nog geringer dan in Friesland
was.
Zonderling is h e t, dat de tuinen van Jan van Beijeren, tot welke muntsoort
de door ons thans beschrevene behoort, zoo buitengemeen zeldzaam zijn, dat
e r, behalve de tegenwoordige, geen andere bekend is. Wel worden er tuinen
vermeld in een door hem uitgevaardigd stuk, voörkomende in van mieris Char-
terboek, IV , 7 2 3 , waar de Hertog, het was in 1 4 2 4 , verzoekt: //dat sy [die
van Dordrecht] ons gönnen ende consenteren willen een tum van den mergen te
hebben.// — En verder: //Waerom wy u gunstelic, ende vriendelic begheren,
ende versueken, dat ghi onsen Muntemeesters gönnen, ende consenteren wilt in
onser munten te doen wercken van goude, ende van zilvere, gelyc als sy tot
hiertoe gedaen hebben.// Nu waren de tuinen tot op Jan van Beijeren wel eene
in Henegouwen en Braband (zie onze Munten van Braband en IAmbwrg, PI. X IV ,
N° 10) geslagene munt, maar men ziet uit bovenstaande plaats, hoe algemeen
zij in Holland ten jare 1424 gebezigd werden. Het was dus niet te verwon-
deren, dat Jan van Beijeren ze ook in Friesland heeft laten slaan, toen daar
gebrek aan tuinen was, en men die om de eene of andere, ons thans onbekende,
reden gemunt wenschte te hebben. De ducissa tuinen, d. i. de op bevel van
Jacoba van Beijeren te, Valenciennes, vervaardigde, waren in die dagen zoo algemeen,
dat ze eene bijzondere vermelding in de valuatien van het geld waardig
geoordeeld werden; zie, onder anderen, he t t .e n in het reeds aangehaalde werk,
bl. 105. De voornaamste andere tuinen waren de Wilhelmus- en de Joannestui-
neu; zie b. v. bij v a n m i e r i s , IV ,.b l. 592 en 6 0 0 , aangehaald bij h e y l e n ,
bl. 105. Zij verschilden onderling nog TV of f s in waarde. Haar gehalte was
van 5 penn, coninx silver, en gingen er 86 in een mark.
In de muntregeling voor Holland, Zeeland en Friesland van Hertog Filips
van Bourgondie (8 Maart 1433 en 1 4 3 4 ), voorkomende in het Gharterboek van
v a n m ie r is , IV , bl. 1 0 3 3 ), doch tot onze verwondering niet. overgenomen door
s c h w a r t z e n b e r g , vinden wij aan het einde:
................... Valenpynsche tuynen ’t s t u c k ..............................10 deniers.
Item witte tuynen ende Johannes Bananien tuynen ’t stuck 9 —
Dit Bananien zal wel door slordigheid geschreven zijn voor Bavarien, en dan
vinden wij daardoor de bevestiging, dat ook Jan van Beijeren in der tijd tuinen
heeft doen slaan. In onzen tekst van de Munten van Holland en Zeeland ho-
pen wij uitvoeriger over deze muntsoort te zullen mögen handelen. Er wacht
ons nog eene zeer zware, veeljaxige, taak!
Bl. 1 2 1 , reg. 8 van onder, Staat; Geschiedenis van Friesland curcyf gedrukt,
lees: Geschiedenis van Friesland.
Aldaar: Arnold van Loo stelde Sicke Sjaerdama tot Mimtmeester aan, lees
liever: magtigde Sicke Sjaerdama om munt te Franeker te slaan of te taten, slaan.
79