
bepalingen omtrent Friesche, in dat van. 1478 bepaaldelijk omtrent Sneker
munt, te Devénter uitgevaardigd.
N" 8 heeft op hare voorzijde het wapenschild der stad in het klein, omringd
door twee rijen opschriften, waarvan de buitenste en binnenste tusschen twee
parelranden besloten is; het buitenste opscbrift luidt:
^ ÍROR0W25 J ROV2S * SRQijQRSIS
en het binnenste:
* 2ÍRRO * DRI * ÍR * CCffCeC * « * ECU.
De kz. wordt door een aan de einden in verbreede punten uitlöopend vierbeenig
kruis in even zoo vele gelijke deelen gescheiden.
Ook hier zijn de beide rijen opschriften door parelranden van elkander gescheiden.
De buitenste rij luidt:
D2S * P2E I GCS'* DR' [ I £ DI0B | RJRIS *
en de binnenste:
Os** B O |. €C * 2E»<1 I PVGW I P '* RO .
Zijnde verkortingen van: Da pacem Domine in diebus nostris, Quia ñon est alius
qui pugnat pro nobis, volgens uitlegging van Mr. j . dirks in de vrije Ib e s ,
D. IV, bl. 51 en 52.
Het eerste gedeelte van het bovenstaande omschrift is ontleend aan de SpreU-
ken van Jezus Sirach, Hoofdst. L, vers 24.
Er is geen twijfel aan, en de Muntgeschiedenis van andere Nederland sehe
gewesten en steden bewijst zulks ten overvloede, dat de plaatsing dezer bede
aan bet Opperwezen op de zoo even vermelde munt een gevolg was van de
bittere tijdsomstandigbeden. De spreuk: Da pacem Domine in diebus nostris
komt mede op vele Nederlandsche penningen uit de laatste helft der zestiende eeuw
menigvuldige malen voor; en dat de tijdsomstandigheden dikwerf aanleiding
gaven tot afwijkende opschriften op de munten, hebben wij aangetoond m onze
Munten der Heeren en Steden van Gelderland (Haarlem 1858), bl. 77, 104.
K. B. weegt 1,8 w. Z6. Eigendom van den Hoogleeraar baart de la faille
te Groningen, en eene der eerste Friesche munten, die door-Mr. 3. dirks in
de vrije Fries zijn bekend gemaakt geworden.
N" 4 is eene der vier munten, die de Heer eekhoff (zie boven bl. 101);
¿fgedrukt vond op papieren stukken in het Archief der stad Leeuwarden. Het
schijnt een halve stuiver geweest te zijn.
Vz. Het wapenschild. der stad. Omschrift:
>£ jRORSWTE * ROV22 * SR S IJSR S IS .
Kz. Een versierd, aan de uiteinden verbreed uitloopend, krais, in welks
midden de letter S , ongeveer als op de kz. van N’ 2. Omschrift:
2IRRO | d r i ■ iR • | a a a e c ■ | « am .
Het gebalte zal mede wel zeer slecbt geweest zijn. De munt schijnt thans
geheel verloren.
MENT DER STAD WORKEM.
De laatste munt op Plaat V is een tot dus verre eenig stuk van de stad Workum.
Het vroegst dat men deze plaats, als stad, vermeid vindt, meent men dat in
1374 is. Workum heet in oude Charters Wolderkum, ook wel Waldrichum.
De naamsoorsprong moet misschien in wold of wald (bosch) en heim (woning)
gezöcht worden. Waarschijnlijk was hier vroeger een boschrijk oord, niet verre
van het meer Flevo. Men denke aan het Kreiler-bosch, en ongetwijfeld zal
hier eene uitwatering naar het meer Flevo geweest zijn, waarvan het nut en
voordeel denkelijk de oorzaak is geweest, dat onderscheidene hoogten of terpen
ter wederzijde daarvan zijn opgeworpen, en velen zieh daarop hebben gevestigd;
er zijn althans tot op heden blijken van ¿es zoodanig gebouwde gebuurt'en zigtbaar.
Zij bestaat uit twee zeer lange rijen huizen, welke gebouwd zijn längs de Vaart
de Wijmerts, welke zieh in eene groote zeesluis in de Zuiderzee ontlast.
De geschikte ligging van deze stad, als zeeplaats, was de oorzaak dat Workum
in vroegere aagen een groot aandeel had in de vrachtvaart met kofschepen,
thans geheel vervallen.
Veel heeft deze plaats geleden , gedurende de rampzalige binnenlandsehe twisten
tusschen de Schieringers en Vetkoopers. Toen Workum het op het einde
der vijftiende eeuw met de Vetkoopers hield, werd zij, in 1498, door Jongama
en de zijnen aangetast en veroverd, bij welke gelegenheid misschien wel vele