
ziet andermaal de letter G tüssehen de koppen van den dubbelen arend.
Weegt bijna 0,16 wigtje en is van K. B. Z®.
N' 1 4 , aan het Koninklijk Penningkabinet te ’sGravenhage ontleend, wijkt
niet veel in type van de vorige munt af en weegt even veel; is mede van K. B.
N' 1 5 , aan het Penningkabinet der Leidsche Hoogeschool ontleend, waarin
het ten jare 1842 uit de Verzameling van wijlen den Heer w. o. Esnne te
Amsterdam overging, wijkt mede weinig vän de overige af.
K. B. weegt 0,15 w. Z®.
N" 1 6 , uit de Verzamelingen van de Heeren k e e r en v a n d e r c h ij s (bij
den laatsten uit die van wijlen den Baron r e n g e r s te Groningen), vertoont
geene letter G tüssehen de koppen.
Het stukje, dat van zuiver K. is , weegt bijna 0,32 w ., waaruit het ,> onzes
bedunkens, blijkt een enkele heller of bracteaat geweest te zijn. Z5.
N ‘ 1 7 , eigendom van Professor b a a r t d e d a f a id d e te Groningen, is 'weder
een enkele bracteaat; de koppen zijn thans door streepjes of baogjes aan elkander
verbonden.
K. weegt 0,2 w. Z®.
N‘ 1 8 , uit het Penningkabinet der Leidsche Hoogeschool, wijkt door den
ruwen vorm der koppen zeer van de vorige muntjes af. Ook is al het overige,
vooral het wapenschildje, zeer ruw.
K. B. weegt 0,3 w. Z®.
N “ 1 9 , uit’ het Provinciaal Groningsch Arehief-, is van eenigzins betere gravure.
K. weegt 0,3 w. Z®.
N" 2 0 , behoorende aan Mr. n . o d d em a n te Groningen, terwijl er twee dito
gevonden worden in de Verzameling van Schrijver dezes, daarin uit die van
den Baron r e n g e r s overgegaan, wijkt weder in type eenigzins van de vorige
munt af.
K. weegt 0,25 w. Z3.
N” 2 1 , waarsehijnlijk een bracteaat (en wel ter waarde van een geheele,
omdat het stukje als van zilver in omloop was gebragt), wijkt aanmerkelijk in
den vorm der beide koppen des dubbelen arends van de N" 20 af; ook bevinden
er zieh twee zware bollen of knoppen onder de uitgestrekte pooten van den arend.
K. B. weegt 0,18 w. Z®. Het stukje berust in het Prov. Arehief te Groningen.
N“ 2 2 , uit de Verzamelingen van de Professoren e i s t te Leiden en b a a r t
d e l a f a il l e te Groningen, ¡ heeft sterretjes tüssehen de koppen van den
arend, alsmede tüssehen de pooten (1).
K. B. weegt 0,19 w. Z5.
N’ 2 3 , in het Provinciaal Groningsch Arehief, alsmede bij den Heer j . d .
h e s s e l in k aldaar, verder in .de Verzameling van Sehrijver dezes berustende
(afkomstig van Baron r e n g e r s ) , was waarsehijnlijk een halve bracteaat. De
type is grof en het metaál:
K. wegende 0,4 w. Z3.
N° 24 behoort aan het. Koninklijk Kabinet te ’s Gravenhage, komt mede,
met kleine verandering, voor in onze Verzameling (uit die van Baron r e n g e r s )
en is ook waarsehijnlijk een halve bracteaat. Is van
K. en weegt 0,3 w. Z®. y
N” 25 eindelijk, in, type zeer van de vorige muntjes afwijkende, en in de
Verzameling van Professor d e l a f a i l l e , gelijk ook in onderscheidene exemplaren
bij den Heer Mr. j . h . qüinttjs te Groningen, en in twee oriderling
verschillende exemplaren in .onze, Verzameling berustende, is mede, haar het
schijnt, een halve,-bracteaat, en wel, niettegenstaande de afwezighpid van het
stads wapenschildje, bijkahs zeker van Groningen, daar ze alle in die Provincie
opgegraven zijn ; verder van 5
K. en weegt 0,15 w. ZA
Men ziet uit het bovenstaande, hoe oneindig verschillende het gewigt der
dubbele, enkele ,(dusgenaamde zilveren en koperen) en halve bracteaten: is.
Hoogst bangenaam zoude het, ons zijn, eenmaal omtrent den tijd van vervaar-
diging, de muntwet, die ze gebood, enz. eenige opheldering te ontvangen.
Dit is Zeker, dat ze. uit zéer ruwe tijden dagteekenen.
Het bovenstaande hadden wij ongeveer ter neder geschreven , toen wij ons in
(1) Op'een briefje, onder het muritje in de Verzameling van Professor k i s t liggende,
ataat geschreven: « Groninger Heller', met zuVke muntjes heeft men de werklieden hij het
bouwen van den Groninger toren betaald.»