
 
        
         
		omme weil  toe  te  vetsißue.  tot  voidaringo,  nutheyt  enda  proffyt  van  der  gemßyne wetaairt  
 vaI1  voorscrenen  Landen  ende Ondersaten, wy  geoidonneeit  ende  gestatneeri  hebben,  
 prdonneren  ende  statueien  by  desen,  dat men  van  uv  voortaen  slaen  ende  mimten  sal, m  
 onset  voorscrenen  munten  van  berwerts  euer,  een  stuck  eilueis,  t  welßk  bnuden  sal senen  
 penningen,  tbien  gteynen  fyn  eilnets  int  matok,  ende  van  vieitich  van  de  voorsereueu  
 stucken in  de taille (1),  ende sal elck  stuck alsoo  gemunt synde, loop hebben ouet allen onsen  
 Landen  mytten  anderen  gouden  ende  silueren  penningen  van  onsen  slage,  by  onse  ordon-  
 nantie  genalueert,  voir  stuners  van onsen  elage,  oft  die  by  tyden  van  wylen  den Gonmck  
 Philippus,  onsen Heere  ende Vaider,  (die Godt genadioh  zy)  gemunt  eyn  geweest (2); ende  
 OP  dat  de  Coopluyden  ende  andere,  ouerhrengende  de materialen  in  onser  munte,  te meer  
 oeneycht  syn  aldair te  comene,  soo hebben  wy  den particnliere Meesters  van onser  munten  
 oeordonneert,  ende' ordonneren  te betaelen  van die  siluer, houdende  seuen  penningen  thten  
 ereynen,  twee  en  viertich  seeUingen  groote  elck  marck  fyn;  ende daer  en  bouen  hebben  
 L   geconsenteert  ende  eonsenteren  alle  Coopluyden  ende  anderen,  van wat  state  oft  oon-  
 ditie  zy  syn,  te moegen vueren  ende  transponieren  de  fine  cendpe,  comende  van  Duyts-  
 landt,  nyt  onsen  Lande  ende  Heerlicheyde van  herwerts  ouer,  darr  hen  goetdnncken sal,  
 myts betalende  onsen  tolreeht,  oP  eonditie  nochtans,  ende  anderssms  nyet,  dat  die  geene,  
 die  sulcke  transport  uyt  onsen Lande  sullen willen  doen,  gehenden  ende  verbunden  sullen  
 wesen,  te  laeten  ende  leneren t  vierendeel  van  den  voorscrenen. cendreen  m  onser  mnnte,  
 ende  ddr  aff doen blycken, ds sy  des versucht sullen wordden,  op te  pene, die de contrario  
 dede,  te  verheeren  ende Verliesen  de  voorscrenen  cendree,  oft  die  rechte weerde  van  dyer,  
 by  dsoo  deselue  alreede  vervuert  ende  getransporteert  weite,  ende men  des  genoechsam^  
 licken  sal  moegen  deen  blycken;  Ontbieden v dairomme ende  bevelen,  dat  ghy  unseren-  
 woirdige ordonnantie ende  statuyt,  ten  eynde dat  ddr  aff nyemaut  ,guorantie  en pretendere,  
 doen  kündigen  ende  uytroepen binnen  der  stadt  Pranicker,   ter  plaetsen  d - r - m e n   g e w o o n ^   
 lick  es  pnblicatie  te  doene,  ende  van  onsen  wegen  scerpdick  benelen dm te onderhouden  
 ende  obserueren,  procederende  tegens  den  Ouertreders  by  ezecntie  van  *   
 screuen,  sunder  faueur,  simulatie  oft  verdrach,  des  te  doene,  myt  dat  dair  aen  deeft, 
 .  ,   ,  .  _   ,  v   Ä   mmtmg  C  168.5  verordepd  wetd  (zie  zo  afieledä m  s » 
 ®  D“  ™  ™   18511.  PL  XXV.  No  12,  en  in  onze  Munten  der 
 Munten  der  Hertogdommen  Brabaud^  en  Li' f ur9^ X- T   N’0  6)‘  tadd^n  fcet  tovegstaande  gehalte  van  7  
 Gravm  HtTtogm  mn  O'ldtrlanä  (Haarta  1862),  ^   ^   ^   ^   dat 
 pepp.  10  grem ä f e |  ta™ül  «   «  m  tet mg  M »   Tan  geU op  te  vttea? 
 J Z   pmgkear  te  z f r   geweeet;  de  oaäere  w e s   waieehijalijk  tagzameäsad verdwes. 
 g'euen* wy v  volcomen macht ,  auctoriteyt ende  sunderlinge  beüelf by  desen ;  ontbieden voorts  
 allen  onsen  Beekteren,  Justicieren,  Offizieren  ende1  Ondersaten,  dat  zy  v  dit  doende,  
 eernstelick  verstaen ende' öbedieren;, want  ons-  alsoo gelieft.  Gegeuen  in  onsen stadt  Leeü-  
 wairden-,  ondter  onse  seereet  segel  in1  plaeate  hier  ondter  op  gedruckt,  dten  xxriJ®11  dach  
 Augusti,  Anno  xv©  xxxvr.  (Onder  stbnt  gescreven)  Ter'  rölatie  van  zyne  Mayesteyts  
 Stadhouder,  President  ende1 Haiden  in  Yrieslandt. 
 TJitf  een  oud afschriffc'  ter  Secretarie  van  !Franequeradeel. 
 Terwijl  de  oorlog,  die:  pest  der-  geldmiddelen ,  steeds  bleef Voortwoeden,  en  
 k e t  gereede  geld  daardoor  in  de Wederlanden  hoe  langer  zoo  schaarscher  werd,  
 steeg  de  prij,s  der  gouden  en  zilveren  munten  tegen  ys Keizers  strengste plakaten  
 in.N  Hij  was  daarom  genoodzaakt,  daar  men  m  die  dagen,  toen  gezonde  be-  
 gjdppen  van  Staatshuishoudkunde  nog  geene  voorstanders  vonden  en men  meende  
 alles  bij, de  wet  te  kunnen;  regelen „  al  wederom  zijjne  toevlugt  te   moeten  nemen  
 tot  hefc  vaststellen  vain  eene  nieuwe  wet  op  den  koers  der  munispecien. 
 Zij  is  van  deni  19  April  15^ 9 ,   te  vinden  in  sg hw a r tz e n b e rg ’s   Groot  
 Fkccaatboeh,  D.  I I ,   bk  —74£,-  en  luidt*  aldu&: 
 By  den  Kcyser. 
 Onsen  lieuen  ende  getrouwen,  die  Stadhouder,  President  ende  Euyden  van  onsen  Baide  
 in  Yriesländt ,  saluyt-  ende  dilectde-;: Alsoo  t  onser  kennisse  gecomen  is:,  dat?  zindert- die  
 laetste  oerloge veele Coopluyden,  soo  wel onse Onderdanen als Uytlandigen,  hanterende  ende  
 frequenterende  onse  Landent  van  herwerts  ouer,  hen  veruoxdert hebben,  ende  dagelicx vfer-  
 uorderen,  om  huer  eygen  prouffyt,  te  geuene,  besteden  ende  ontfangen  de  gouden  penningen  
 v-an;  onsen’  slaige,-  ende  die  geene  van  onsen. Nabueren ^  tot veele  hoogeren  pryse  
 dan  die geeualueert syn,  ende  voorts  hebben  gevult,  ende  vullen  onsen  voirscreuem Landen  
 van  herwerts  ouere  myt  goude  ende  siluere  penningen,  van: menigerhande  sorte,  van-di-  
 uersche  alloyen,  nyet  geslagen  op seeckeren  ende  vasten» voet,  noch byonser ordonnantie  fl)  
 geeualueert,  tot  grooter  scaide- ende  interesse  van.  den  Gemeynte»,  van  onsen  Demeynen,  
 ende  van  den1  Prelaten,  Edelen1,  Bürgeren  ende  andere Ondersaten  van  onsen  voorscrenen  
 Lande; wy  begerende  dair  inne  te  versiene,  hebben  doen  houden  menige’ dachuairden  ende  
 vergaderingen,  om  ordene  ende  regule  te  steilem  opt  stuck  van  der  voorscrenen  mutttte, 
 (lyTfe  wetön  di& van  hefjaar  1531;-zie'böven  bl'  1Ö4—20)5.