
 
        
         
		van  den  Heer  j.  n.  h k s s e l in k   aldaar,  het  derde  in  hot  Kabinet  van  Mr.  
 J.  H,  QWNTTJS,  modo  «ldi»Hl'. 
 N«  119,  eene  dito  munt,  heeft  tot  omsohrift,  na  eene  kleine  ster: 
 moxiamas * n o  * GBonm' 
 Op  de  kz.  ziet men  thans,  in  betören  toestand,  een  zeer  fraai  kruis,  en  tusschen  
 desaelfs  beenen: 
 2sn  I DO  I  15  |  05. 
 K.  weegt  1,4  w.  en  is  van  Z*,  daar  wij  exemplaren  kennen  in  de Verza-  
 meling van  den Heer  j .  d .  h e s s k l in k   te Groningen,  alsmede in  onze  eigene. 
 N"  120  is  weder,  even  als  N"  115  en  116,  een  halve  der  vorige.  Van  de  
 rttwe letters  rondom  het opschrift op  de  vz.  weten  wij  niets  te  maken.  De  kz.  
 draagt  in  het  geheel  geen  omschrift. 
 K.  weegt  0,6  w.  Z®.  Bigendom  van  Mr.  j .  h .  q ü in t u s   te  Groningen. 
 Verder  lieten  wij  op  PL  XX,  onder  N‘  81—84,  vier  eenigzins  afwijkende  
 halve oordjes  (?)  uit  de Verzameling-van  den  Heer  j .  d .  h e s s e l in k   te Groningen  
 afbeelden.  Zij  zijn  mede  allerruwst,  van  rood koper,  en  dxagen,  immers  
 N*  81  en  34,  eenige  sporen  van  opsohriften. 
 N' 121  is weder een  zwarte  stuiver, vlieger of jager.  Deze munt draagt dan ook  
 de type der vorige van deze muntsoort,  namelijk  op  de  vz.  eenen dübbelen  arend  
 (thans  met  een  klaverblad,  waarschijnlijk  een  Muntmeestersteeken,  tussohen  
 de  koppen)  met  het  stedelijke  wapenschild  tussohen  de  pooten.  Omsohrift: 
 ^   fß on e cm K   *  r o v   |  g r o r ik g s r ' 
 Kz.  Een  zeer  versierd,  gelijkbeenig  kruis,  dat  met  de  pooten  tot  aan  de  
 einden  der  munt  reikt.  In  het  hart  een  klaverblad.  Omsohrift: 
 2 S K X 1 0   |  d o s i m   |  X i1 ?  n a e c e c   j  e c e c a   s  v « 
 Z.  B.  weegt  2,85  w.  Eigendom van Professor  LA  f a l l l e ,   aan wien  dit  stuk  
 overging  uit  de Verzameling van wijlen  den Heer  or.  J.  b e c k e r .   Zie  den  Cata-  
 logus  van  diens  nalatensohap  onder N'  929  (1). 
 N’  122  is  weder  een  muntje  (oordje?),  hetgeen  ons  door  latere ontvangst 
 (1)  In  1505  verteerde  een  werkman  daags  2  atuivers  aan  voedsel,  want  zijn  loon  was  
 des  zomers  5  stnivers  daags  en  de  kost,  of 7  stnivers  op  zijn  eigen  kost,  en des winters 
 van  duidelijke  (d.  i.  met  een  jaartal  voorziene)  exemplaren  van N’  119  bleek  
 eene  versoheidenheid  van  gemcld  muntje  te. wezen. 
 De  type  verscbilt  dan  ook  allcen  daarin,  dat  zieh  thans  een  roosje  boven  
 het  wapensehild  vertoont  en  het  omschrift  is: 
 ®  SI20na®2S @s GRORIG' 
 De  kz.  verschilt  niet. 
 Gewigt  als  van N"  119.  Komt  voor  in  de Verzamelingen  te Groningen  van  
 Professor  baakt  de  la  faille  en  Mr.  a.  oudeman ,  alsmede  van  den  Heer  
 j.  d.  hesselink  aldaar. 
 N“  128—126  zijn  alle  gelijksoortige,  veelal fraai gegraveerde,  koperen munt-  
 jes,  die  misschien  den  naam  van  oord  hebben  gedragen.  De  gravure  sebijnt  
 ons  reeds  op  het  einde  der  16e of het  begin  der  17“  eeuw  te  wijzen.  Aan  ko-  
 pergeld  zal men  toch  in  die  dagen in Groningen even zeer behoefte gehad hebben  
 ab  elders.  In  Overijssel, Utrecht,  Gelderland, Holland  en  Zeeland,  Braband,  
 Viaanderen  had men  koperen munt,  en  zoude  dan  Groningen  die  toen  niet  be-  
 zeten  hebben ?  (Gelijk  men  vervolgens  zien  zal,  zijn wij  door  eene latere ont-  
 dekking  in  deze  onze  meening  bevestigd  geworden.) 
 N"  128  heeft  op  de  vz.  den  dübbelen  arend met  het  wapenschildje  van Groningen  
 tusschen  de  pooten,  alles  binnen  eenen  cirkel, omringd  door  eenen  fraai  
 versierden  rand.  Op  de  kz.  rust  het  Groningsche  wapensehild  op  een keurig  
 gegraveerd  compartiment. 
 Er  is  op  deze  munt,  even  min  ab  op  de  beide  volgende,  eenig  letterteeken  
 te  zien. 
 K.  weegt  1,5  w.  en  is  van  Z4,  daar wij  de  munt  kennen  in  de Verzamelingen  
 van Professor  l a   e a i l l e   en Mr.  j .   h .  a u iN T B S   te  Groningen, abmede,  ten  
 gevolge  van  ons  herhaald bezoek  der  Provincie  en  Stad  Groningen,  ten  behoeve  
 van  dit  werk,  in  ons  eigen  Kabinet. 
 N"  124  verschilt,  behalve  in het  grootere wapenschild  tusschen  de pooten des  
 arends,  niet  veel  van  de  vorige  munt. 
 5  stnivers  op  zijn  eigen  kost.  In  1438  ongeveer  was  «het  rigters  salaxis  aan  pIVp  pari  
 “ een  gr:  stuiver,  daar  voor  toe.  een*  Edelman  een  goede  maaltijd  dede.«