
 
        
         
		en  eindelijk  met:  ‘î*  BODLVSVRE. 
 Zie  ze  mede  vermeld  bij  d ir k s   t .   a .  p . ,   bl.  16. 
 Op  de  kz.  staat  thans  aan  de beide  zijden  van  het  tussohen  twee  parellijnen  
 voorkomesde  woord  :  NOTA 
 de  naam  van  den  Graaf:  EGBERTVS. 
 D e   volgende  m u n t  is  weder  alleen  ®p  de  vz.  voorzien  van  ’sG ra v e n   naam.  
 Op  de  kz.  leest  men  th an s  t-ussehen  de  twee  parellijnen: 
 BORD 
 en  in  den  rand,  zoo  boven  als  beneden,  te  zamen: 
 NERERERE 
 makende  dus,  indien  het  woord  in  het midden  met  de  overige  deelen  van  het 
 omschrift  één  geheel  uitmaakt :B 
 ORDNERERERE 
 inderdaad  een  zonderling  wobrd. 
 Dr,  von  k o eh n e   deelde  op  bl.  486  der  Mémoires  de  besöhrijving  van  nog 
 drie  andere  dergélijke munten  mede;  eene  van  deze  had: 
 NEBERERE 
 eene  andere  RENEREH 
 en  deze  laatste  had  in  het  midden: 
 BOIID. 
 Hij  zegt  omirent  deze  munten: 
 »B e i  den  letzten Münzen muss BORD  zum  Namen  des  Orts  selbst  geh ö ren ,  
 » u n d   überlassen  wir  d en   Friesischen  Geschichtsforschern,  die  Erklärung des- 
 « selben  zu  finden.»  :  ‘ 
 Mr.  i .   d ir k s   heeft,  als  Friesch  Geschiedonderzoeker  en Muntkenner,  aan  de 
 uitnoodiging  des  Heeren  von  k o e h n e   voldaan;  zie hier  den  uitslag  zijner  na-  
 sporingen,  mëdegedeeld  in  de  vrije  Fries,  D.  VIv I e  Stuk,  bl.  21: 
 „Wij  gelooven met  den  Heer  v.  k.  dat  BORD,  en  wel bepaald  als  aanvang-  
 syllabe,  gevoegd moet  worden  bij  hètgene  dat  in  het  randschrift  gelezen  wor  t.  
 Wij  krijgen  dan  den  naam  van BORDNERERERE of, volgens de andere munt ,  
 BORDNEREREREN.  Een  der  beide  deelen  RERE  of  NERE  houden  wij  
 echter  voor  eene  herhaling,  ietsidat  op munten  meer  voorkomt.  Er  büjft  dus 
 over  Bordnere  of  Borderen  of  Bordiere  of  Borderer.  Wij  vinden  hier  eenen  
 haam,  verwant  met  of afkomstig  van  de Middelzee,  het  BoeriUep,  dat  vroeger  
 Friesland  scheidde,  in  1223  Bordena  genoemd  (iransiit  ultra  Bordemm.  Mat-  
 thaeds ,  Analecta  I I ,  p.  66  et  87.  Zie  onze Verhandeüng  Noord-Nederlamd en  
 de  Eräistogten,  §  11,  in  de  vrije Fries,  II« Deel)i en  dat,  op  zijne  beurt,  van  
 het  vroeger  doór eb  en  vloed,  veel aanzienlijker  riviertje  de  Boom  [fiuvius Bwrdö)  
 zijnen  naäm  ontleende.  In  de  achtsto  eeuw  was  die  naam  reeds  bekend  (A°  
 734  CAROLUS MARTELi.us  Austrachiam  et Westrachiam  ínsulas  Frisionum  pene-  
 travit  super  Bordone ßuvio  castra  ponens)  als  Bordo,  waarvan  het  dekenschap  
 Bordego  (driessen,  Momm.  Groning.,  p.  135,  op  het  jaar  1338)  zijnen  naam  
 ontleende.  lets  later  (1386)  komt  eene  landstreek  Bornevrede  (driessen' 1.  1.  
 p.  899)  voor.  Deze  lag  in  Eriesland  aan  de  Boom:  want  wij  lezen  in  de  acte  
 van  1386:  //Wij  ghemene rechters  van  Stellingwarf,  Schoterwarf en Bornevrede.» 
 »Aan  dat  riviertje  de  Born  ligt  het  bloeijende  dorp  Oldeboorn,  de  hoofd-  •  
 plaats  van  de  grietenij  Utingeradeel.  Het  had  reeds  voorlang  eene jaarmarkt,  
 en  was  geregtigd  met  eene waag,  de  grietenij  toebehoorende.  Niemand  mögt  
 in  de  grietenij  lets,  dat  weegbaar was  of ter wage  moest  geleverd worden,  elders  
 laten wegen,  ten  zij  aldaar  eerst  het waaggeld  betaald »werd;  zie  schotanüs, 
   Besöhrijving  van  Friesland  (1664)v  Oudheden  van  Friesland,  I I ,  308.  
 Tegenwoordige  Staat  van  Friesland,  I I I ,  474.  Volgens  oude  overlevering  was  
 de  kerk  over  eene  bron  gebouwd,  hetwelk  tot het  heidendom,  met  deszelfs  ge-  
 wijde  bronnen  en  tempels,  terugvoert ;  zie  onze  Verhandeling  over  den  Koophan-  
 del  der  Friezen  (1846),  bl.  68,  69.  De  vroegere  kerk  (als  kapittelkerk  van  
 het  dekenschap  Bordegoo?)  was  zeer  oud  en  groot.  Was  Oldeboorn  alzoo  de  
 marktplaats  van Bordegoci ?  Waarsehijnlijk  ja,  Alsmede de muntplaats ?  Ook dit  
 is  op  grond  der  munten  met  BORDNERE  niet  geheel  en  al  on waarschijnlijk.  
 Wij  vragen  nog:  staat  dit  ook  in  verbänd met  de  twee  plaatsen  Bordonchar  (en  
 JYocdac) , die de Anonymus Bavennas (lib. IV, p. 181) in zijne aardrijksbeschrijving,  
 in  de  zevende  of negende qeuw,  als in Erieslapd gelegen,  opnoemt?  Zie daarover  
 Mr.  L.  PH.  c. VAN DEN bergh in n ijhofe’s Bijdragen (VII, 3, bl. 194).  Deze wil  
 Bordonchar  in  Bordonchom  (de  hoek  der  Bordo)  veränderen.  Horn,  voegen  
 wij  er  bij,  is  nog  over  in  Westerhorn,  de  westhoek  van  de  Ommelanden  tegen 
 8 *