
dat ze gediend hebben voor begraafplaatsen, en sommige misschien ook voor
woningen. Behai ve deze en gene zeer raw be werkte steenen werktuigen, hebben
ze tevens aschkruiken , ruwe huisradenV benevens Verbrande been deren
opgeleverd ‘(zie ja'nssbn i. a. p. bl. 13). '
In vroegere eeuwen was Drenthe, Vereenigd met Overijssel en een groot deel
van Groningen ,' als een aäneengeschäkeld woud, waarin 1 eeü' völk, dat buiten
twijfel van de jagt leefde, zieh ophield. Boschbranden en de hand van menschen
schijnen dit woud langzamerhand te hebben ingekört en eindelijk bijna
geheel te hebben doen verdwijnen.
De Romeinen moeten wel eens door Drenthe, vooral door deszelfs oostelijke
zijde, getrokken zijn; de Valtherbrug levert daarvan een duidelijk bewijs (1),
alsmede de menigvuldige Romeinsche munten , die Drenthe’s grond, en zijne
onmiddellijke Hanoversche nabuurschap, van tijd tot tijd hebben opgeleverd;
wij spreken alleen van die, wier vinding ter algemeene kennis is gekomen. Hoe
vele werden er misschien sedert eeuwen niet in de heide of het veen, of door
onverschilligen of door baatzuchtigen, ontdekt, die wel zorgden, dat de vondst
niet algemeen bekend werd. De belangrijkste vondsten uit onzen tijd zijn die
on der Rolde en Ruitenbroek (op de Drenthsche grens van Hanover) (2).
(1) Men vergelijke p . s . v a n d e r s c h e e e in den Drenthschen Volfrsabna/nak van 1849,
bl. 189—193.
(2) Omtrent het vinden van Romeinsche manten leest men echter in j. j . m a u e i g i u s Onledige
Ouderdom, D. II, Hoofdst. XXIT (een weinig in de spelling gemodemiseerd): «Als men
ergens een dozijn Romeinsche penningen in de aarde vindt, is men aanstonds in ’t voorr
oordeel, dat de Romeinen niet alleen daar geweest zijn, maar zelfs hunne veroveringen zoo
verre uitgebreid hebben. Kan er geen Romeinsch geld gekomen zijn door kooplieden, door
gevangenen, door kaapvaarders, of door zulken, die in Romeinsche dienst soldij hadden
verdiend? Men herinnere zieh de zware schattingen, waarmede de Romeinen sedert Do-
mitianns den vrede van de Germanen telkens gekoGht hebben. Bn wat wonder is ’t dan,
dat men Romeinsch geld, en wel van de beste, echtste soort, in Duitschland heeft gevon.
den? Zelfs moet ik er bijvoegen, dat zoo men het vindt op eene plaats daar een Romeinsch
leger is geweest, zulks, verre van een teeken van overwinning of overheersching te zijn,
integendeel bewijst, dat de Romeinen yerjaagd zijn en hals over hoofd opgebroken. Im-
mers moet het er al zeer benaauwd uitzien, wanneer een soldaat zijije bears in den
loop laat.»
De bosschen waren vol wild; behalve de dieren bekend onder den naam van
Bio en Schelo of Me en Seek (elanden en bisons, of misschien nog andere
dieren ; zie boven bl. 833), waren er ongetwijfeld mede vele auerossen of wilde
runderen; zeker ook beeren, wolven, wilde zwijnen, bevers, vossen, enz. enz.
In Drenthe hebben de zeden en gewoonten der oude Germanen, meer dan
elders in Noord-Nederland, honderden jaren aehtereen, ja in sommige opzigten
zelfs nog tot in het begin der 19° eeuw, onveranderd voortgeduurd. Daar is
het, dat de Germaansche vrijheid, reeds- door t a c it ü s beschxeven en geroemd,
onafgebroken en onveranderd de zelfde is gebleven.
Drenthe schijnt eenmaal tot het aloude Koningrijk Friesland te hebben be-
hoord (1); eerst toen dit door de Franken werd overheerd, hebben ook zij zieh
aan eenen vreemden Heer moeten onderwerpen , en moesten zij alzoo vroeger
het grievende lot niet ondergaan, dat den naburigen Twenthenaren ten deel
viel, van namelijk door de aUes overheerende Saksers tot lijfeigenen en slaven
vernederd te worden. De volksklasse der lijfeigenen, eigenhoorigen, hofhoori-
gen en dienstbaren, dat droevige en onloochenbare merkteeken van overheersching
, van verdeeling der grondeigendommen onder de overwinnaars, alsmede van
vernedering der vroegere bewoners, die door hen van alles werden beroofd en
tot slavermj gebragt, zal in Drenthe nimmer worden aangetroffen. Geen spoor
van deze vernedering des volks, in Twenthe en elders in de nabijheid zoo alge-
meen, wordt in Drenthe gevonden.
Drenthe’s bestuur, wetgeving en regering waren en bleven eeuwen lang zuiver
Germaansch en onveranderd, hoezeer ook het land nu en dan van Opperheer
verwisselde; en eerst na de invoering der Kerkhervorming, meer verlieht dan
vroeger, ontheven van het vereenigde geestelijke en wereldlijke gezag der Bisschoppen
van Utrecht, en later van het drukkende wereldlijke gebied das Her-
togen van Gelre, Karel van Egmond, alsmede der Vorsten uit het Oostenrijksche
Hms, gevoelde men de noodzakelijkheid, om de wetgeving en de inrigting van
het bestuur eenigzins te wijzigen naar den meer zachten geest der tijden en des
Evangelies. Nog m de 16' en 17' eeuwen onzer jaartelling bestond, zoo als
(1) Doch zie hetgeen wij boven bl. 801 aangeteekend hebben.