
Aignelf agnel, moetoen, bis 285.
Akensche munten (De Séttelairs waren mis-
schien), bl. 291.
A l b e r t van Beijeren. Zie A a l b r e o h t .
A l b e r t of A l b r e c h t van Saksen (Munten
van Hertog), bl. 128—189, 625.
A l b d a g u s , Ambtenaar in Friesland, 9® eeuw,
bl. 6.
A l b r ic u s , Bisschop v a n Utrecht v a n 7 7 7—
7 8 5 , b l . 1 2 , 8 2 6 .
Albus, bl. 81.
A l c u in , b l . 8 2 2 .
Aldermanni at que universitas, b l. 3 7 8 .
Alemannen, bl. 800.
Algem. Konst- en Letterbode, bl. 36.
A l k e m a d e , Munten der Graven van Holland,
bl. 7 , 8 9 , 93, 112, 6 0 5 .
Alkmaar, bl. 554 noot, 607.
Allodiaalgoed, bl. 570, 571.
Alloye (P e n n in g e n v a n harden), b l. 2 0 5 .
Al/menum, bl. 55.
Alma, Munstersche stad, bl. 12.
2 £ I iO S , of TÎIiOSrHTÎ op eene Drenth-
sche munt, bl. 595.
A l t f r id u s , b l. 1 2 , 3 1 2 ; zijnlev en , bl. 3 6 ,8 7 .
A l t i n g (B.), Be Filaren ende Peerlen van
Groningen, b l . 3 7 3 .
A l t in g (M e n s o ) , b l . 4 2 .
Alme (.Hertoge van), d. i. Alba, b l . 2 6 7 .
Ambtenaren (Keizerlijke), bl. 5 5 7 ,5 6 1 , 570
tweemalen.
Ambtenaren (De Utrechtsche Bisschoppen ei-
genlijk slechts Keizerlijke) in Drenthe, bl.
570; Ambtenaren der Bisschoppen, bl.
5 7 8 , 574.
Amerika (Gevolgen der ontdekkingen van) op
de munten, bl. 495.
Amisia (Het) der Romeinen, b l. 2 9 5 , 6 8 0 .
Amsterdam (Groningsch geld uitgegeven te ),
bl. 501.
A n d r e AE (B r ü c k e r ) , de origine ju ris muni-
cipalis Frisici, b l. 1 4 , 4 3 .
Ane,"ìK, 582.
Angelotten, b l . 2 2 2 , 2 3 5 , 2 3 9 , 2 6 2 ,
2 7 4 .
Angelsaksers, bl. 308; Muntmeesters der— ,
bl. 280.
Anglen en Werners zouden niet tot Nederland
behooren, bl. 306.
Anglia, bl. 279.
Anglienses (Marken), bl. 849.
Anima (IJzeren) of ziel der munt, bl. 479.
Anlo, bl. 555.
A n n a van Oostfriesland (Gravin), bl. 182.
Annael o f te landhoeh van Friesland, bl. 181.
Annales Metenses, bl. 5. '
Annalista Saxo, bl. 1 7 , 22.
Annalisten (Fränkische), bronnen der Ge-
schiedenis, bl. 3.
Annals o f the Coinage o f great Britain (Ending)
, bl. 279.
TERRO 2 Î ß25rP25IiI D O M I , bl. 154.
Anonymus Ravennas, bl. 59.
A n s k a r iu s , bl. 37.
Antwerpen, bl. 895; co u rs des gelds binnen
die stad, bl. 253, 259.
Anze (Het goed), bl. 578 ; ook Ansen, bl. 57 9.
Apoort te Groningen, bl. 894.
Appel (Hof van) in Groningen, bl. 405.
Appingedam, bl. 314 noot, 377, 889, 401,
4 0 2 , 4 0 6 , 442.
A r c e r iu s ( J .) , over den naamsoorsprong van
Groningen, bl. 304.
Ar chie f (Provinciaal) te Groningen, bl. 287,
4 0 9 , 412, 4 1 5 , 417, enz. enz.
Ar chie f van V i s s e r en A m e r s f o o r d t , bl.
96, 132.
Aremberg (Graaf van), bl. 230, 235, 236,
288, 2 4 8 , 251, 256.
Ar end (Een enkele) op Groningstíhe munten,
bl. 449, 451 noot, 639; oorsprong daarvan
op munten, aldaar.
Arend (Dubbele), bl. 9 7 , 4 5 0 , 594, 648.
A r e n d (Dr. J .P . ) , Gesch. des Vaderlands, bl.
10, 321, 428; vergist zieh zeer omtrent
Groningsche mUnt, bl. 429 533, enz.
Arendje op een wapenschild, bl. 154 noot,.
595, 597.
Arendsguldens, bl. 398, 494, 513.
A r k e l (Bisschop J a n v a n ) , bl. 586; Ar heische
oorlög, bl. 614.
Armoede in opschriften op munten, bl. 63,
64 , opk aldaar noot.
Armorisöhe husten, bl. 301.
Arnemse gulden, bl. 3 9 3 , 4 6 2 , 494, 513.
A r n o l d van Hoorne (De Utrechtsche Bisschop),
bl. 598.
Arnold/usgulden (Waarde van den) te Groningen,
bl. 488 ; zie verder 494.
Artois {Benningen), bl. 264.
A sc h (V a n ) v a n W i j o k , Aloud handelsverheer
van Utrecht, bl. 66 noot.
Asega, bl. 320, 533.
Assaye van den Groeninger Munte, enz., bl.
471.
Assen (Nonnenklooster i e ) , bl. 585, 586.
Auerossen (Huiden van),, ibi. 299; zie ook
bl. 545.
Augspu/rch {Rycxstadt van), bl. 256.
Augustales, naam van sommige denarien, bl. 25.
Aitrich of Aurih, bl. 346, 562.
Austrachia, bl. 5; ook Ostraga, bl. 6; en
Hostraga, bl. 87 noot; verder Ostrahe, bl. 37.
Austrasië, bl. 802.
Autochthonen, bl. 805.
Avesnes (Type der munten van J a n van),
bl. 596; hij voogd van J a n I I , bl. 605.
A y l va (D o ü w e ) , bl. .121.
A y l v a R e n g e r s (Baron v a n ) , bl. 818.
Azingen, bl. 820.
Azurn (Veld van) of blaauw, bl. 109.
B.
Baflo, bl. 333.
B a l d e r ik I (Bisschop), bl. 9 , 570.
B a l d io h o , eigennaam in Groningen, bl. 826.
B a l d r io u s (De Graaf), bl. §60.
Baljuwen in Friesland, bl. 612.
Ba lk (Groene) in het wapen van Groningen, ,
bl. 448; hoe oud dit wapen kan zijn,
aldaar; zie vooral bl. 640.
Ballimgen te Groningen hersteld, bl. 894,
397; vermeld bl. 618, 620.
Ban (Kerkelijke)-, bl. 577, 582.
Banbrieven, bl. 573.
Band (Oostenrijksche), bl. 137.
Banieren (Keizerlijke), bl. 616.
Bank van ju s titie , bl. 203.
Banner-schulten, bl. 565.
Barch, bl. 851.
Baren zilmer, bi. 330 noot.
Ba/rrahuis, bl. 125.
Ba/rtoensche blanchen, d. i. van Bretagne,
482; — rijäers, bl. 484.
Batavieren (De), bl. 300.
Batenhurg (Gouden munten van Heer W i l l
em . van), bl. 2 2 2 .
Batenhurg. Zie Bronkhorst.
B a u m g a r t e n (J. G.), Verzeichnisse aller
bekannten Goldmünzen, bl. 185.
Bazel (Dalers van), bl. 232.
B e c k e r , Zweihundert seltene Münzen des
Miltelalters, bl. 24.
B e c k e r B z . (De Muntverzameling vanwijlen
den Heer J . J .) , bl. 9 4 , 101, 4 5 9 , 468,
enz.
Bedelaars (De) trachten de kleinste munten
uit de wandeling te helpen, bl. 162 noot.
Beden, bl. 202, 576.
Bedrum (De oude kerk van), bl. 8,23.
Beeldenaa/r der munten, bl. 248 noot.
Beeldtenis des Bisschops op de Utrechtsche
munten, bl. 9 ; — tweederlei beeldtenis-
sen op voor- en keerzijden der munten,
bl. 10.
Been (Werktuigen van), bl. 296.
Begieten met bier, bl. 359.
Begiftigers der Utrechtsche Bisschoppen
(Friezen), bl. 7. .
Begranen (Diep) van gestorven vee aangera-
den, bl. 364.
Beijeren (Hertog-Graaf J a n van) , bl. 396,
6 0 2 , 603, 617; J a c o b a v a n— aldaar;
munten der Graven uit het Huis van — ,
bl. 94.
Beilen (Dingspil), bl. 555.
B e im a (Dr.), bl. 48 noot.
Beklemde meijers, bl. 371.
Be l a , rex Ungariae, bí. 38.
Bellingwolde (Toren te), bl. 404.
Benedictijner klooster (Fgmond, een), bl.
388
B a a ê iD iG r c v s a v i v a m w m ,
opschrift op eene munt, bl. 287.
B e n in g a (E.), Historie van Oostfrieslant,
bl. 132.
Bentheim (E v e r w i j n , Graaf van), bl, 144;